ECLI:NL:HR:2018:207 (Matiging boete door rechter)

Matiging boete door rechter, HR 16 februari 2018
(ECLI:NL:HR:2018:207)

Door Claire Zuidema

Essentie
De rechter kan een buitensporige, onaanvaardbare boete matigen.

Rechtsregel
De in art. 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts grond kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.

Inhoud uitspraak
Protec en Easystaff werken samen, waarbij Protec zich bezig houdt met de exploitatie van een uitzendbureau voor klussen met betrekking tot gasleidingen. Easystaff houdt zich bezig met de inhuur van het personeel. Partijen hebben hiervoor in 2010 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Protec heeft hierbij later een exclusiviteitsovereenkomst bijgevoegd. De exclusiviteitsovereenkomst bevat een boetebeding dat bepaalt dat Easystaff bij overtreding van een van de bedingen een direct opeisbare boete van € 20.000 verbeurt per overtreding, vermeerderd met € 5.000 voor elke dag dat de overtreding voortduurt. Op een gegeven moment overtreedt Easystaff een aantal van deze bedingen. Op grond van de exclusiviteitsovereenkomst is Easystaff een bedrag van € 1.230.000 verschuldigd aan Protec.

De rechtbank is van oordeel dat het feit dat Easystaff zich niet bewust was van de strekking van het boetebeding en de mogelijke gevolgen ervan, voor haar risico dient te blijven. De rechtbank stelt evenwel vast dat de verbeurde boetes buitensporig hoog zijn in verhouding tot de werkelijk geleden schade.

Het hof heeft, in navolging van de rechtbank, geoordeeld dat de toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Het Hof neemt hierbij in aanmerking omstandigheden in hun onderlinge samenhang, dat Protec de overeenkomst heeft opgesteld en zij de hoogte van de boetes heeft bepaald en dat daarover niet is onderhandeld, dat Protec niet heeft gemotiveerd waarop de hoge boetes zijn bepaald, dat de verbeurde boetes buitensporig hoog zijn in verhouding tot de werkelijk geleden schade, dat er slechts enkele incidenten hebben plaatsgevonden en dat de bedoeling van de overeenkomst is om Protec te beschermen tegen concurrentie en dat de beboete handelingen niet tot verlies van klanten hebben geleid.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof geen blijk heeft gegeven van miskenning tot terughoudendheid van de maatstaf. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt Protec in de kosten van het geding.