ECLI:NL:HR:2018:1013 (“bewegen” in de zin van artikel 248a Sr)

Hoge Raad 26 juni 2018, “bewegen” in de zin van artikel 248a Sr
(ECLI:NL:HR:2018:1013)

Door Naomi van Burgsteden

Essentie

De verdachte is in hoger beroep veroordeeld voor het verleiden van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte en het slachtoffer hebben elkaar ontmoet op de datingsite Grindr en hebben meerdere malen afgesproken. Volgens het slachtoffer wist de verdachte dat hij op dat moment (pas) 13 jaar oud was. Het cassatiemiddel richt zich in het bijzonder tegen het onderdeel dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft ‘bewogen’ tot het plegen en dulden van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen.

Rechtsregel

Is sprake van “bewegen” in de zin van artikel 248a Sr als een minderjarige zelf via datingsite Grindr op zoek was naar (seksueel) contact?

De Hoge Raad overweegt dat voor zover het middel betoogt dat van “bewegen” in de zin van artikel 248a Sr slechts sprake kan zijn wanneer blijkt van het breken van de psychische weerstand, het middel faalt omdat die opvatting onjuist is. Van het in deze bepaling door het bestanddeel “beweegt” tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of van misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.

Inhoud arrest

De verdachte en het slachtoffer hebben meerdere malen met elkaar afgesproken. Zij onderhielden contact via WhatsApp. Tijdens de tweede ontmoeting is het slachtoffer met de verdachte mee naar huis gegaan, alwaar het slachtoffer de verdachte moest pijpen. Na afloop heeft de verdachte het slachtoffer twintig gegeven. Op latere momenten heeft de verdachte wederom gevraagd of het slachtoffer langs kwam en bood hem daarbij vijftig euro aan. Volgens het slachtoffer bedoelde de verdachte daarmee dat hij vijftig euro wilde betalen voor seks met het slachtoffer.

Volgens de Hoge Raad getuigt het oordeel van het hof dat de verdachte het slachtoffer door giften of beloften van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.

Het middel faalt en het cassatieberoep wordt verworpen.