ECLI:NL:HR:2016:702 (Tandarts-lease-arrest)

HR Tandarts-lease-arrest, HR 22 april 2016
(ECLI:NL:HR:2016:702)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
Het verschil tussen financial lease en operational lease is van groot belang voor de fiscale gevolgen van de huurder (lessee) en de verhuurder (lessor). Dit verschil hangt af van de vraag wie het economische eigendom heeft, dus wie het risico van waardeverandering van het geleasede object draagt: de lessor of de lessee. In deze zaak is de vraag wie het economische eigendom heeft, als een deel van dit risico bij een derde partij ligt.

Rechtsregel
In de verhouding tussen de lessee en de lessor komt in de regel geen betekenis toe aan de omstandigheid dat de lessee het risico van waardeverandering geheel of ten dele heeft afgewenteld op een derde. Er moet gekeken worden naar de verdeling tussen de lessee en de lessor.

Inhoud arrest
X bezit 50% van de aandelen in een tandartsenpraktijk (BV) waarin hij ook als tandarts werkzaam is. X heeft met derden (de lessors) leasecontracten afgesloten voor tandartsapparatuur. Er is sprake van financial lease, dit houdt in dat het juridische eigendom bij de lessor blijft, terwijl de lessee (X) in principe het economische belang bij de apparatuur krijgt. Na afloop van de leasetermijn kan X de apparatuur voor een lage prijs overnemen door middel van een koopoptie.

De apparatuur wordt gedurende de leaseperiode weer verhuurd aan de tandartsenpraktijk-BV door X. Daarbij is met de BV overeengekomen dat de BV alle werkings- en onderhoudskosten voor haar rekening neemt, en dat de BV aan het eind van de huurperiode de apparatuur weer in perfecte staat aan X zal teruggeven.

In geschil voor de Hoge Raad is of X met de verhuur van de apparatuur aan zijn BV resultaat uit overige werkzaamheden geniet op grond van de terbeschikkingstellingsregeling (art. 3.92 IB). In beginsel is iemand die vermogensbestanddelen aan zijn eigen BV ter beschikking stelt namelijk belastingplichtig in box 1 voor de huur die hij hiervoor ontvangt. Wel kunnen ook de kosten die samenhangen met het verhuurde dan worden afgetrokken in box 1.

Om een vermogensbestanddeel ter beschikking te kunnen stellen, moet men het economische eigendom van dat vermogensbestanddeel, in casu dus de apparatuur, hebben. Hiervoor is vereist dat X het volle risico van waardestijgingen, waardedalingen en het tenietgaan van de apparatuur heeft. Zie ook HR BNB 1986/75. Het Hof oordeelt dat dit niet het geval is. X heeft namelijk een koopoptie op de apparatuur, hij kan er dus ook voor kiezen de apparatuur aan het einde van de termijn niet te kopen. Het risico van waardeverandering komt dan weer terug bij de lessor. Ook heeft X bij zijn BV bedongen dat die BV de onderhoudskosten voor haar rekening neemt. X loopt dus niet het volle risico van waardeveranderingen en het tenietgaan van de apparatuur.

De Hoge Raad oordeelt dat X het economische eigendom heeft als het risico op waardeveranderingen en tenietgaan ten volle door hem wordt gedragen. Hierbij komt echter geen betekenis toe aan het feit dat X dit risico afwentelt op een derde (dus een ander dan de lessor), zoals zijn eigen BV. In de verhouding tussen de lessor en de lessee ligt het risico dan nog steeds volledig bij X. Ook de koopoptie is in casu niet relevant, omdat de uitoefenprijs zeer laag is en uit de bedoeling van partijen duidelijk is dat de koopoptie daadwerkelijk wordt uitgeoefend.

In principe kan X dus aangemerkt worden als economische eigenaar, waardoor hij de apparatuur ter beschikking stelt aan zijn BV.