Gratis Mobieltjes I, HR 12 februari 2016
(ECLI:NL:HR:2016:236)
Door Julia Verschoor
Essentie
Het betreft een prejudiciële vraag (vervolg op Lindorff/Statia) waarbij de vraag is of de koop van een mobiele telefoon, inclusief abonnement, als koop op afbetaling aangemerkt moet worden. Meer specifiek of een ‘all-in prijs’ voor abonnement en toestel aan de consumentenkredietovereenkomst en koop op afbetaling voldoen. Tevens staat centraal of de rechter dit en/of vernietiging van de overeenkomst ambtshalve moet toetsen.
Rechtsregel
Art. 7A:1576 lid 2 jo 7:61 lid 2 BW (consumentenkredietovereenkomst) vereisen dat in de overeenkomst de te betalen koopprijs voor de mobiele telefoon afzonderlijk moet worden bepaald, zodat de consument een onderscheid hiertussen kan maken. Een enkele vermelding van een all-in prijs is niet afdoende. Als het telefoonabonnement inclusief toestel een consumentenkredietovereenkomst inhoudt, dan dient de rechter ambtshalve te beoordelen of partijen hebben voldaan aan het bepaalde in art. 7:61 lid 2 BW. De rechter heeft ook de bevoegdheid om zo nodig ambtshalve de kredietovereenkomst te vernietigen.
Inhoud arrest
Dit arrest is een vervolg op Lindorff/Statia waarin in een prejudiciële beslissing door de Hoge Raad is bepaald dat de overeenkomst tussen een aanbieder en een consument in beginsel dient te worden aangemerkt als koop op afbetaling zoals bedoeld in art. 7A:1576 lid 1 BW (na 25 mei 2011 een kredietovereenkomst ex 7:57 lid 1 aanhef en onder c BW).
Nazier heeft bij KPN een overeenkomst gesloten voor twee aansluitingen op het mobiele telecommunicatienetwerk van KPN. Nazier kon dan gebruik maken van de telecommunicatiediensten met daarbij twee telefoontoestellen. Op de overeenkomst zijn de door KPN gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing.
Nazier heeft één of meerdere facturen niet betaald. KPN heeft, na het versturen van meerdere herinneringsbrieven en het buiten gebruik stellen van de aansluitingen, de overeenkomst op grond van de algemene voorwaarden ontbonden. Vervolgens heeft KPN de vordering overgedragen aan incassobureau Lindorff.
Primair stelt Lindorff dat de overeenkomst met Nazier als een overeenkomst tot koop op afbetaling moet worden aangemerkt en dat deze ambtshalve vernietigd kan worden nu Nazier geen beroep heeft gedaan op het niet bestaan en tot stand komen van de overeenkomst. Subsidiair stelt Lindorff dat als de kantonrechter beslist dat de overeenkomst niet tot stand is gekomen, Nazier ongerechtvaardigd verrijkt is. Nazier heeft immers het volle genot van het gekozen toestel gehad en heeft daarvoor geen vergoeding betaald. Meer subsidiair stelt Lindorff dat Nazier op grond van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid conform 6:2 lid 1 jo 6:248 BW een gebruikersvergoeding verschuldigd is.
Een telefoonabonnement inclusief toestel (zoals beschreven in Lindorff/Statia, r.o. 3.2.) dient in beginsel aangemerkt te worden als een koop op afbetaling en tevens als een krediettransactie/kredietovereenkomst. In de dagvaarding heeft Lindorff niet gesteld dat de prijs van het telefoontoestel apart is bepaald, dus los van de overeenkomst tot gebruik van het mobiele telecommunicatienetwerk. Nu er geen afzonderlijke prijs is bepaald, is de vraag of de kantonrechter in deze verstekzaak ambtshalve dient te bepalen of de overeenkomst van verkoop en koop op afbetaling van kracht is geworden.
De vraag is aan de orde of het niet bepalen van een prijs leidt tot nietigheid dan wel tot vernietigbaarheid in de zin van art. 3:40 BW. Bij toepassing van artikel 3:40 lid 2 BW dient de vraag te worden beantwoord of art. 7A:1576 lid 2 BW uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen en een handelen in strijd daarmee derhalve in principe leidt tot vernietigbaarheid.
Als het telefoonabonnement inclusief toestel een consumentenkredietovereenkomst inhoudt, dan dient de rechter ambtshalve te beoordelen of partijen hebben voldaan aan het bepaalde in art. 7:61 lid 2 BW. De rechter heeft ook de bevoegdheid om zo nodig ambtshalve de kredietovereenkomst te vernietigen. Dit geldt ook als tegen de consument verstek is verleend. Als de rechter overweegt om een overeenkomst ambtshalve te vernietigen, moet hij de beginselen van hoor en wederhoor in acht nemen en de verschenen partij(en) de gelegenheid geven om zich hierover uit te laten en eventueel hun stellingen aan te passen.
Als de overeenkomst wordt vernietigd, mag de consument in beginsel volstaan met teruggave van het toestel in de staat waarin dit zich op het moment van de teruggave bevindt, zonder dat hij verplicht is tot vergoeding van waardevermindering.