ECLI:NL:HR:2015:1687 (FNV/Amsta)

FNV/Amsta, HR 19 juni 2015
(ECLI:NL:HR:2015:1687)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Stakingsrecht artikel 6 ESH. Niet langer alleen de vraag of de ‘spelregels’ zijn nageleefd is doorslaggevend voor de vraag of collectieve actie rechtmatig is of niet. Ook andere feiten en omstandigheden spelen een rol. Als er kwetsbare personen bij betrokken zijn, is het sneller onrechtmatig op grond van artikel 6 ESH.

Rechtsregel

Stakingsrecht. Uit eerdere jurisprudentie volgt dat er ‘spelregels’ voor stakingen: het moet namelijk het laatste redmiddel zijn en er moet tijdig worden aangekondigd dat er gestaakt gaat worden. In deze uitspraak is bepaald dat dit niet langer een zelfstandige maatstaf is om te beoordelen of het rechtmatig is. Als de organisatoren van de collectieve actie aannemelijk kunnen maken dat de actie redelijkerwijze kan bijdrage aan een doeltreffende uitoefening van het recht op onderhandeling, dan valt dit onder artikel 6, aanhef en onder 4 van het ESH en is het dus rechtmatig.

De werkgever heeft dan de bewijslast om aan te tonen dat een beperking of uitsluiting van dit recht gerechtvaardigd is. Dit kan alleen zo zijn als de beperking van de collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is. Hierbij wordt onder meer de aard en duur van de actie, het doel , de schade aan werkgever en bewoners en de spelregels meegenomen. Als bij de actie personen zijn betrokken met een bijzondere kwetsbaarheid (zoals hier: ouderen en gehandicapten) en de collectieve actie voor moeilijkheden in hun verzorging zorgt, moet de actie op grond van artikel G ESH al snel onrechtmatig worden geacht.

Inhoud arrest

Amsta is een moederbedrijf met 35 dochters, allemaal zorginstellingen in Amsterdam. In totaal werken er 2800 mensen. Deze werknemers vallen onder de cao Verpleeg- en verzorgingstehuizen en Thuiszorg (VVT).

Bij de onderhandelingen voor de cao van 2012-2013 is de FNV geen partij. Daarom voeren zij een apart overleg met Amsta over de arbeidsvoorwaarden van de werknemers. De FNV is het niet eens met de voorstellen die Amsta doet. Daarom voeren de werknemers die bij de FNV zitten op 3 november 2012, 22 januari 2013 en 1 februari 2013 een werkonderbreking uit, steeds van twee uur. Op 2 februari 2013 hebben werknemers van Amsta, waaronder leden van de FNV, maar niet allemaal, nog een keer actie gevoerd. Bestuurders en andere leidinggevenden mochten toen het gebouw niet in.

Amsta stapt naar de voorzieningenrechter en vordert dat FNV op straf van een dwangsom deze acties, en vooral een bedrijfsbezetting, niet meer mag houden. Ze stellen ook dat er nog één aangekondigd is voor 8 februari 2013.

De voorzieningenrechter wijst de vordering van Amsta toe en bepaalt dat er geen bezettingen of beperkingen van de toegang tot de Amsta-locaties mogen plaatsvinden, op straf van een dwangsom, zolang de andere actiemiddelen niet zijn gebruikt. FNV mag ook geen geluidsoverlast veroorzaken.

FNV gaat in hoger beroep. Het hof vernietigt het vonnis gedeeltelijk en verbiedt de FNV om een onaangekondigde collectieve actie te organiseren, daartoe op te roepen of eraan deel te nemen, als hierdoor een van de locaties van Amsta wordt bezet, de toegang wordt belemmerd of er geluidsoverlast voor de bewoners is.

FNV gaat in cassatie en stelt dat het de collectieve actie onder de bescherming van artikel 6, aanhef en onder 4 van het Europees Sociaal Handvest valt en dat bij de beoordeling hiervan eerder teveel betekenis is toegekend aan de zwaarwegende procedureregels. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof, verwijst het geding naar het hof Den Haag en veroordeelt Amsta in de kosten van het geding.