ECLI:NL:HR:2014:416 (Dwaling bij aangaan samenlevingsovereenkomst)

Dwaling bij aangaan samenlevingsovereenkomst, 21 februari 2014
(ECLI:NL:HR:2014:416)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Een samenlevingsovereenkomst kan worden vernietigd op grond van dwaling, als het om informatie gaat die de ene partner had behoren te vertellen en dit informatie betreft die van essentieel belang is voor de beslissing om de samenlevingsovereenkomst aan te gaan. Het gaat om de omstandigheden van het geval.

Rechtsregel

In een relatie zijn de partijen vrij om te bepalen in hoeverre zij hoogstpersoonlijke informatie, zoals over het gevoels- en liefdesleven, delen met hun partner. Op een samenlevingsovereenkomst is titel 5 van Boek 6 van het BW van toepassing. Voor zover de onderwerpen hierin met vermogen of inkomsten te maken hebben, kunnen deze in aanmerking komen voor vernietiging op grond van dwaling.

Of een samenlevingsovereenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling, hangt af van of de ene partner de ander had behoren in te lichten over bepaalde informatie en de andere partner argumenten aandraagt (en zo nodig bewijst) op grond waarvan moet worden aangenomen dat hij de samenlevingsovereenkomst niet had gesloten als hij van die informatie op de hoogte was geweest.

Aan die eerste eis wordt niet snel voldaan. Het moet wel gaan om informatie die voor de andere partner essentieel is voor de beslissing om de samenlevingsovereenkomst aan te gaan, ondanks het hoogstpersoonlijke karakter van de informatie. Of een samenlevingsovereenkomst kan worden vernietigd op grond van dwaling, hangt dus erg af van de omstandigheden van het geval.

In deze zaak vindt de Hoge Raad het oordeel van het Hof, dat de vrouw de man had moeten vertellen over haar relatie met een ander, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval niet onjuist of onbegrijpelijk.

Inhoud arrest

De man en de vrouw krijgen een relatie in 1980. Uit deze relatie worden drie kinderen geboren.

Op 19 april 1999 spreken de man en de vrouw huwelijkse voorwaarden af. Op 5 april 2004 doen ze dat opnieuw. Hierbij bepalen ze dat zij samen geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap hebben. Wel staan er een aantal financiële verrekeningsbedingen in, onder meer over de woning en het pensioen. De man en de vrouw trouwen niet.

Op 3 augustus 2004 sluiten de man en de vrouw de eerste samenlevingsovereenkomst. In de notariële akte daarbij zijn de bepalingen uit de huwelijkse voorwaarden van toepassing verklaard. De man en de vrouw vervangen deze overeenkomst bij notariële akte van 29 april 2005 door een tweede samenlevingsovereenkomst. De inhoud hiervan is hetzelfde.

Begin 2005 starten de man en de vrouw met de voorbereidingen voor hun huwelijk. Op 31 juli 2007 beëindigt de man hun relatie.

De man start een zaak tegen de vrouw en vordert een verklaring voor recht dat de twee samenlevingsovereenkomsten nietig zijn op grond van artikel 3:40 van het BW. Subsidiair vordert de man vernietiging van deze overeenkomsten op grond van bedrog, althans dwaling. De man vordert dit alles omdat de vrouw vanaf april 2003 een relatie had met een andere man, wat de man en de vrouw hebben besproken, waarna de vrouw de relatie zou stoppen. In 2007 is de man erachter gekomen dat de vrouw haar relatie met die ander niet heeft beëindigd. Daarom zijn de samenlevingsovereenkomsten onder invloed van bedrog dan wel dwaling tot stand gekomen.

De vrouw verweert zich en stelt dat zij van augustus 2003 tot 31 december 2003 en van juni tot eind juli 2004 een relatie heeft gehad met een ander. De man was hiervan op de hoogte, stelt de vrouw. De relatie was beëindigd vóór het aangaan van de samenlevingsovereenkomst op 3 augustus 2004 en de vrouw wilde met de man door. Dit blijkt ook uit het feit dat zij in ondertrouw zijn gegaan en begin 2005 zijn begonnen met het voorbereiden van hun huwelijk. Tenslotte heeft niet zij, maar de man hun relatie beëindigd. De vrouw vordert nakoming van de samenlevingsovereenkomsten.

De rechtbank wijst bij vonnis van 16 december 2009 de vorderingen van de man af. Ten aanzien van de vordering van de vrouw wordt een comparitie van partijen gelast. De man is vervolgens in beroep gegaan. Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank bij arrest van 4 september 2012, honoreert het beroep op dwaling en vernietigt de twee samenlevingsovereenkomsten. De vrouw gaat in cassatie. De Hoge Raad verwerpt het beroep.