ECLI:NL:HR:2013:963 (Voorbedachte raad II)

Hoge Raad, 15 oktober 2013, Voorbedachte raad II
(ECLI:NL:HR:2013:963)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Dit arrest heeft betrekking op het bestanddeel voorbedachte raad. Poging tot doodslag/moord.  Het betreft een steekincident in een snackbar.

Rechtsregel

Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat verdachte zich geruime tijd van tevoren heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat de gelegenheid is ontstaan na te denken over de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het om een weging van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, die moet nagaan of voorbedachte raad bewezen kan worden verklaard. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen besluit vormt een belangrijke aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.

Met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.

Inhoud

De bewezenverklaring betreft: “hij die te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk betrokkene 1 van het leven te beroven met dat opzet
– met een mes in de hals van betrokkene 1 heeft gestoken en daarna ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade die persoon genaamd betrokkene 1 van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
– met een mes een stekende beweging naar de hals van betrokkene 1 heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
Slachtoffer heeft het volgende opgelopen: wond van +/- 8 cm in de hals links tot in de onderhuid. Wond gehecht met 5 hechtingen. Genezingsduur: +/- 2 weken, blijvende littekens.

Opsporingsambtenaren hebben verklaard:
Wij stelden onderzoek in naar de opgenomen beelden van een steekincident in de snackbar te Rotterdam. Wij zagen op beelden verdachte en betrokkene 1. Aangever wees met zijn vinger naar verdachte, verdachte stond op. Er ontstond een discussie hadden waarbij veel handgebaren werden gemaakt.  Wij zagen dat het met vier personen tot een soort duwen en trekken kwam. Verdachte hield in zijn rechterhand een voorwerp vast. Dit voorwerp kwam bij of uit de jas van verdachte vandaan, een mes. Wij zagen dat verdachte met het mes de linkerzijde van de hals van aangever raakte en het mes daar in zijn hals stak.

De advocaat heeft het ter zitting aangevoerd dat verdachte niet met “snode plannen” de snackbar is ingegaan en dat daarvan op de getoonde camerabeelden ook geen tekenen zijn te herkennen. Het hof begrijpt het voorgaande aldus dat de raadsvrouw meent dat de verdachte niet heeft gehandeld met voorbedachte raad en daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte telkens heeft gehandeld met voorbedachte raad. Hij heeft daartoe in zijn op schrift gesteld requisitoir onder meer gewezen op de omstandigheid dat de verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn beslissing of hij zijn mes zou gebruiken en dat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over het al dan niet uitvoeren van die beslissing.

Het hof oordeelt als volgt: Anders dan de advocaat-generaal is het hof met de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte de eerste keer dat hij met zijn mes naar de verdachte stak heeft gehandeld met voorbedachte raad. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte op dat moment in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling gestoken.

De achtergrond van het vereiste dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij komt dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.

Op grond van voorgaande heeft het Hof zijn oordeel dat de voorbedachte raad kan worden bewezenverklaard niet toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in het bijzonder in aanmerking hetgeen het Hof heeft overwogen met betrekking tot de gelegenheid tot nadenken en het zich rekenschap geven in verband met de in de overwegingen van het Hof vervatte contra-indicatie dat de verdachte de eerste steek in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft toegebracht en dat het tweede steekincident korte tijd daarna plaatsvond.