ECLI:NL:HR:2013:2050 (Peildatum verdeling)

Peildatum verdeling, 20 december 2013
(ECLI:NL:HR:2013:2050)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Een gemeenschap van goederen kan alleen worden verdeeld op de datum van de inschrijving van de echtscheiding in de registers.

Rechtsregel

Een gemeenschap van goederen blijft bestaan tot deze wordt ontbonden op een van de gronden van artikel 1:99 (oud) BW. Het moment van ontbinding is bij de inschrijving in de GBA-registers. Er kan niet worden afgeweken van dit tijdstip, ook niet op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid.

Inhoud arrest

De man en de vrouw trouwen in 1986 in gemeenschap van goederen. In december 2009 dient de man een verzoekschrift tot echtscheiding in bij de rechtbank. Hij verzoekt hierbij om een verdeling van de gezamenlijke bezittingen en schulden. Ze hebben onder andere aandelen en optierechten in Philips.

De vrouw dient een verweerschrift in. Zij verzoekt ook om echtscheiding en als nevenverzoek om alimentatie, de hoofdverblijfplaats van haar zoon bij haar en verdeling van de bezittingen en schulden volgens een nog nader in het geding te brengen voorstel.

De man voert verweer tegen de nevenverzoeken van de vrouw. Hij trekt hierbij zijn verzoek tot verdeling van de goederengemeenschap in en stemt in met het volgen van het voorstel van de vrouw.

De rechtbank spreekt bij beschikking van 6 oktober 2010 de echtscheiding uit tussen partijen. Voor wat betreft de verdeling van de gemeenschap van goederen besluit de rechtbank tot behandeling van die verdeling in een aparte procedure. De vrouw gaat in hoger beroep ten aanzien van de uitgesproken echtscheiding en de hoogte van de alimentatie. De eerste grond trekt ze later weer in, waarna de echtscheiding wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 15 juni 2011. Het hof stelt in zijn beschikking van 28 juni 2011 de partneralimentatie op een hoger bedrag vast.

Ondertussen loopt de procedure over de verdeling van de gemeenschap van goederen. De man en de vrouw hebben een andere mening over de datum die als peildatum moet worden aangenomen voor het bepalen van de waarde van de gemeenschap en de goederen. Ten aanzien van de aandelen en optierechten in Philips stelt de man dat de datum 23 april 2010 moet worden gehanteerd, de vrouw wil de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, dus 15 juni 2011. De rechtbank bepaalt bij beschikking van 6 juli 2011 dat zij hier samen uit moeten komen en stelt de datum voor de aandelen in Philips vast op 23 april 2010.

De vrouw gaat in hoger beroep ten aanzien van deze datum en verzoekt nogmaals om uit te gaan van 15 juni 2011 of subsidiair van de datum waarop het hof uitspraak doet. De man dient een verweerschrift in. Bij beschikking van 30 augustus 2012 vernietigt het hof de beschikking van de rechtbank en stelt de peildatum vast op 1 februari 2011. Het hof overweegt dat normaal de datum van de inschrijving van de echtscheiding geldt, dus 15 juni 2011, maar dat de eisen van redelijkheid en billijkheid hier meebrengen dat 1 februari 2011 wordt gehanteerd. Dit omdat de vrouw al in de echtscheidingsprocedure zelf om echtscheiding heeft verzocht en daarna desondanks hoger beroep heeft ingesteld, wetende dat zij dan niet-ontvankelijk zou zijn als het tot een uitspraak kwam. Zij heeft daarom de echtscheiding onnodig vertraagd. Als zij geen hoger beroep had ingesteld, had de echtscheiding uiterlijk 6 februari 2011 ingeschreven kunnen zijn in de registers, in plaats van pas in juni. Het is onredelijk dat de vrouw van door haar gemaakte vertraging profiteert.

De vrouw gaat in cassatie. De man dient een verweerschrift in. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst het geding naar het hof Den Bosch voor verdere behandeling en beslissing.