Hoge Raad 29 juni 2012, huwelijkse voorwaarden met koude uitsluiting, (ECLI:NL:HR:2012:BW9769)
Essentie
In het arrest gaat het om de vraag of een aflossing op de hypotheek te scharen valt onder kosten der huishouding als bedoeld in artikel 1:84 BW en, indien dit niet het geval is, of de man met de betalingen heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis jegens de vrouw.
Rechtsregel
De Hoge Raad geeft aan dat hetgeen in het huishouden wordt verteerd of verbruikt en hetgeen ten behoeve van het draaiende houden van de huishouding wordt uitgegeven in het algemeen moet worden gerekend tot de kosten der huishouding. Daartoe behoren wat betreft de huisvestingskosten in het bijzonder huurtermijnen alsmede rentebetalingen ter zake van de met geleend geld verworven echtelijke woning. In beginsel kunnen noch het aflossingsdeel van hypothecaire betalingsverplichtingen, noch de verschuldigde premie voor een levensverzekeringspolis die ertoe strekt om te zijner tijd met het opgebouwde kapitaal de hypothecaire lening af te lossen, tot de in deze bepaling bedoelde huishoudelijke kosten worden gerekend, aangezien daarmee primair vermogensopbouw plaatsvindt.
Tevens bevestigt de Hoge Raad de opvatting van het gerechtshof dat het moment waarop voor het grootste deel aflossing van de hypotheek gevestigd op de in gezamenlijke eigendom toebehorende echtelijke woning plaatsvindt, bepalend is voor het antwoord op de vraag of naar objectieve maatstaven sprake is van een natuurlijke verbintenis.
Inhoud
In onderhavig geval gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden inhoudende een ‘koude’ uitsluiting met een nihilbeding inzake de kosten der huishouding ten laste van de man. Tevens bepaalt artikel 4 uit de huwelijkse voorwaarden: “De kosten der huishouding en van het onderhoud en de opvoeding der kinderen die uit het huwelijk der aanstaande echtgenoten mochten geboren worden, zijn ten laste van de man, behoudens vrijwillige bijdragen van de vrouw.”
Na de scheiding verlaat de man de woning en vordert hij van de vrouw – die in de woning blijft wonen – de helft van de door hem betaalde aflossingen op een annuïteitenhypotheek respectievelijk stortingen op een spaarhypotheek met daaraan gekoppelde levensverzekering, aangegaan ter financiering van een door partijen tijdens het huwelijk in gemeenschappelijke eigendom verkregen echtelijke woning. De vrouw verweert zich door te stellen dat de door de man betaalde aflossingen en premies aangemerkt dienen te worden als kosten der huishouding en dus dat de man heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis op grond van artikel 6:4 BW.