ECLI:NL:HR:2012:BV9539 (Hypotheeklasten)

Hypotheeklasten, HR 8 juni 2012
(ECLI:NL:HR:2012:BV9539)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Haviltex-maatstaf. Moet de vrouw meebetalen aan de door de man betaalde hypotheek voor hun gezamenlijke huis nadat ze uit elkaar zijn gegaan?

Rechtsregel

Het gaat erom of de vrouw mee moet betalen aan de door de man betaalde hypotheek en premies voor de levensverzekering van hun gezamenlijke huis, deels nadat ze uit elkaar zijn gegaan. Daarbij is van belang dat de vrouw na de geboorte van hun tweede kind gestopt is met werken en de man dus alles heeft betaald. Beoordeling volgens de Haviltex-maatstaf. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan de stelling van de vrouw dat zij en de man zich hebben gedragen in overeenstemming met de door hen stilzwijgend gemaakte afspraken en de feitelijk gegroeide taakverdeling.

Inhoud arrest

Man en vrouw hebben sinds 29 januari 1992 een relatie en wonen sinds 1 juni 1993 samen. Op 8 juni 1996 gaan ze wonen in een koophuis. Ze zijn beiden eigenaar van het huis. In 1996 krijgen zij samen een kind, in 2002 een tweede kind. Op 1 augustus 2005 gaan de man en de vrouw uit elkaar. Zij hebben geen samenlevingscontract gesloten.

De vrouw dagvaardt de man bij dagvaarding van 21 juni 2007 voor de rechtbank en vordert onder meer dat het huis, de hypotheekschuld en de daaraan verbonden verzekeringspolis aan de man wordt toegedeeld en dat de man de helft van de overwaarde van het huis aan de vrouw moet betalen. Zij vordert hetzelfde voor het huis dat zij in Spanje hebben. De man vordert in reconventie de toedeling aan hem met de hypotheekschuld. De man stelt dat sprake is van onderwaarde en dat de vrouw de helft van de kosten moet dragen. Daarom vordert hij dat de vrouw aan hem een bedrag van 325.721,80 euro aan hem moet betalen.

De rechtbank oordeelt in haar vonnis van 22 oktober 2008 dat in de relatie van partijen een eenvoudige gemeenschap is ontstaan die in ieder geval het huis omvat en dat de woning een overwaarde heeft van 82.000 euro. De man en de vrouw hebben allebei recht op de helft van dit bedrag. De man en de vrouw moeten nog wel samen betalen voor het huis, omdat zij allebei eigenaar zijn. De vrouw moet de man daarom 74.752 euro betalen, na aftrek van haar deel van de overwaarde nog 33.752 euro. De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van het huis in Spanje af, nu niet vaststaat dat dit huis tot de gemeenschap behoort. Tenslotte bedeelt de rechtbank de man het huis toe, met de verplichting vanaf nu de hypotheek te betalen.

De vrouw gaat in hoger beroep vanwege haar veroordeling om de man 33.752 euro te betalen. Zij vordert dat de man zal worden veroordeeld om in het kader van de verdeling van het gezamenlijk vermogen aan haar 279.440 euro te betalen. De man vordert in het incidenteel hoger beroep dat de vrouw wordt veroordeeld aan hem primair 359.454 euro, subsidiair 195.578 euro en meer subsidiair 16.915 euro te betalen. Verder vordert de man dat de vrouw wordt veroordeeld om hem een bedrag van 82.162 euro te betalen voor het huis in Spanje.

Het hof vernietigt bij arrest van 2 november 2010 het vonnis van de rechtbank voor zover de vrouw werd veroordeeld tot betaling van 33.752 euro aan de man. Het hof veroordeelt de man aan de vrouw een bedrag van 48.385 euro, te verminderen met de helft van de door hem betaalde hypotheekrente en premie voor de levensverzekering over de jaren 2002-2009.

De vrouw gaat in cassatie. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof, verwijst de zaak naar het hof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing en compenseert de kosten van het geding, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.