ECLI:NL:HR:2011:BP9997 (Grensoverschrijdende Treurwilg)

Grensoverschrijdende Treurwilg; HR 21-05-2011, NJ 2011, 241
(ECLI:NL:HR:2011:BP9997)

Door Austin Ellinor

Essentie
Dit arrest gaat over eigendom, in het bijzonder over natrekking. Het arrest bracht interessante juridische vragen naar voren over natrekking. In casu gaat het om het eigendom van een treurwilg. Deze treurwilg stond aanvankelijk op één perceel, maar groeide zo dat het ook deels op het buurperceel kwam. De vraag die hier beantwoord moest worden was: van wie is de boom?

Rechtsregel
Omdat de stam van de treurwilg met beide percelen verbonden is, geldt in beginsel dat de boom gezamenlijk eigendom is door verticale natrekking. De eigenaren van de percelen zijn dus beide eigenaar van de treurwilg. In de wet is geregeld dat de eigendom van de grond mede de met de grond verenigde beplantingen omvat. Dit staat in artikel 5:20 BW.

Artikel 5:20 BW:
a. t/m d. (….)
b. gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak;
c. met de grond verenigde beplantingen.

Dit betekent dus dat bomen waarvan de stam op een erfgrens staat als eigendom (“met de grond verenigde beplantingen”) wordt aangemerkt. Deze bomen behoren in dat geval toe aan de eigenaren van beide percelen gezamenlijk. Het maakt dan niet uit of de boom oorspronkelijk geplant is op één van de twee percelen. Dit geldt ook in het geval wanneer de stam (veel) meer op het ene perceel staat dan op het andere.

Inhoud arrest
Stichting De Luwte is eigenaar van een perceel in Amsterdam. Ongeveer een halve eeuw geleden is op dat terrein een treurwilg geplant. De stam van deze treurwilg werd na verloop van tijd uiteraard steeds dikker, tot deze 10 tot 20 procent in de tuin van de buurman (Van Velten c.s.) stond. Bovendien groeide de treurwilg in de richting van het perceel van de buurman. Blijkbaar had de boom een hang naar het vreemde. Op een gegeven moment hing de stam van de treurwilg vanaf zes meter hoogte volledig boven de tuin van de buurman.

De Stichting wil van de boom af en vraagt (en verkrijgt) in november 2006 een kapvergunning. De buren zijn het hier niet mee eens en verkrijgen halverwege 2007 door middel van een kort geding een kapverbod. Beide kanten huren deskundigen in die de boom onderzoeken. De deskundigen van de Stichting verklaren dat het nodig is om de boom bij te snoeien omdat het een gevaar vormt voor de omgeving. Echter zijn deze onderhoudskosten zo hoog dat de boom beter kan worden gekapt. De deskundigen van de buren zijn het eens met de tegenstander dat er aan de boom gesnoeid moet worden in verband met de veiligheid. Zij stellen echter dat de treurwilg in erg goeie conditie verkeert en de toekomstverwachting (na wat snoeiwerk) ook erg gunstig is.

Indien de boom daadwerkelijk van de Stichting De Luwte is, is zij natuurlijk in beginsel vrij om de boom te kappen. Maar omdat de stam van de boom deels op het perceel staat van de buren, is het wel denkbaar dat de buren mede-eigenaren zijn van de treurwilg.

De Stichting eist onder meer een verklaring voor recht dat zij vrij staat zelfstandig tot kap over te gaan. Zij gebruikt onder andere de argumenten dat de boom grotendeels op haar perceel staat en daar oorspronkelijk ook is geplant.

De rechtbank, het hof en de Hoge Raad gaat niet mee in dit betoog. De Hoge Raad oordeelt (ro 3.4):

Met zijn oordeel dat de omstandigheid dat de stam van de boom verenigd is met de grond van beide erven meebrengt dat de boom toebehoort aan de eigenaren van beide erven gezamenlijk, heeft het hof een juiste toepassing gegeven aan art. 5:20 lid 1, aanhef en onder f, BW. De daar gegeven regel dat de eigendom van de grond mede omvat met de grond verenigde beplantingen, brengt mee dat bomen waarvan de stam op een erfgrens staat, als “met de grond verenigde beplantingen” toebehoren aan de onderscheidene eigenaren van de buurpercelen gezamenlijk. Dat geldt, zoals het hof terecht heeft geoordeeld, ook voor bomen die ooit geplant zijn in de grond van het ene perceel maar waarvan de stam later over de erfgrens heen is gegroeid.

Het cassatieberoep van de Stichting werd dus verworpen door de Hoge Raad. Nu de treurwilg op beide percelen staat, zijn de eigenaren van beide percelen gezamenlijk eigenaar. De Stichting mag dus niet zelf de beslissing nemen om tot kap over te gaan – dit moet door beide eigenaren worden goedgekeurd.