Flatverbod-arrest, NJ 2013, 543
(ECLI:NL:HR:2010:BM0940)
Door Austin Ellinor
Essentie
Het arrest Flatverbod gaat over wederrechtelijk binnendringen, artikel 138 Sr. Dit arrest draait om de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal ex artikel 138 lid 1 Sr door het flatverbod te overtreden. Ook wordt er gekeken of de toestemming gegeven aan verdachte door de tante hieraan in de weg staat.
Rechtsregel
Het betreden van een flatgebouw na een verbod te zijn opgelegd levert in beginsel wederrechtelijk binnendringen in de zin van artikel 138 lid 1 Sr op. Bijzondere omstandigheden kunnen weliswaar uitzonderingen hierop leveren, maar de enkele toestemming van een bewoner om het flatgebouw binnen te dringen levert niet zodanige omstandigheid op die ervoor zorgt dat dit binnendringen gerechtvaardigd is.
Inhoud arrest
De woningstichting van het flatgebouw heeft verdachte de toegang tot het desbetreffende flatgebouw verboden (flatverbod). De tante van verdachte geeft echter toestemming aan de verdachte om het flatgebouw wel binnen te treden.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het Hof constateert dat verdachte inderdaad het flatgebouw is binnengetreden, ook al was verdachte de toegang ontzegt door de woningstichting. Vervolgens stelt het Hof echter dat een dergelijk flatverbod niet zover strekt dat daarmee het recht van bewoners om hun eigen bezoekers te kiezen beperkt.
De Hoge Raad kan zich niet vinden in de uitspraak van het Hof en oordeelt als volgt:
“Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte het flatgebouw [A], in gebruik bij de woningstichting [B], is binnengetreden terwijl hem door die woningstichting de toegang tot dat flatgebouw en alle bij dat complex behorende, niet voor het publiek toegankelijke ruimten was ontzegd. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat een dergelijk flatverbod niet zover kan strekken dat daarmee het recht van bewoners bezoek van hun eigen keuze te ontvangen wordt beperkt of illusoir gemaakt.
Indien het Hof daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen dat een dergelijk verbod in geen geval mede kan omvatten het betreden van het flatgebouw met het enkele doel een bewoner van een van de flats – met diens toestemming – te bezoeken, heeft het blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
Indien het Hof, uitgaande van hetgeen hiervoor onder 2.4 is vooropgesteld, heeft geoordeeld dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het daar genoemde arrest van de Hoge Raad, die meebrengt dat dat binnentreden niet als wederrechtelijk kan gelden, dan is zijn oordeel niet zonder meer begrijpelijk. De enkele toestemming van een bewoner om het flatgebouw te betreden levert niet een zodanige omstandigheid op, terwijl voorts blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep namens de verdachte ter rechtvaardiging van zijn handelen in de kern niet meer is aangevoerd dan dat hij zijn in het flatgebouw wonende tante wilde bezoeken en dat zij daartegen geen bezwaar had.
De bestreden uitspraak lijdt dus aan een motiveringsgebrek. Het middel klaagt daarover terecht.”
De Hoge Raad stelt dat door de toevoeging van ‘wederrechtelijk’ in artikel 138 lid 1 Sr het binnendringen – ook al is dit tegen de wil van de rechthebbende – niet strafbaar is indien dit gerechtvaardigd zou zijn. Het betreden van een flatgebouw na een verbod te zijn opgelegd levert echter wel degelijk een overtreding van artikel 138 lid 1 Sr op.
De Hoge Raad vernietigt derhalve de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Hof.