Doerga/Ymere, 18-06-2010
(ECLI:NL:HR:2010:BM0893)
Door Austin Ellinor
Essentie
Het arrest Doerga/Ymere gaat over het illegaal onderverhuren van een woonruimte. Het arrest heeft betrekking tot het verbintenissenrecht en in het bijzonder de schadebegroting op grond van art. 6:104 BW. In casu draait het om de vraag of Doerga de schadevergoeding dient te betalen, bestaande uit het maandelijkse voordeel dat zij heeft genoten door haar illegale onderverhuur.
Rechtsregel
Artikel 6:104 BW geeft de rechter de discretionaire bevoegdheid om de schade te begroten op het bedrag van de winst die er met de wanprestatie is behaald. Het is voldoende dat de aanwezigheid van schade aannemelijk is. De benadeelde hoeft dus niet het concrete nadeel aan te tonen. Wel dient artikel 6:104 BW terughoudend te worden toegepast door de rechter, het is namelijk geen punitieve maatregel.
Inhoud casus
Doerga onderverhuurt al maandenlang een corporatiewoning van Ymere, een Amsterdamse woningbouwvereniging , aan een aantal studenten. Hier vangt Doerga het dubbele aan huur dan zij zelf moet betalen. Dit is uiteraard in strijd met de bepalingen in het huurovereenkomst. Ymere stelt vervolgens vorderingen in. De vordering tegen Doerga tot ontruiming van de woning wegens wanprestatie wordt toegewezen. Daarnaast vordert Ymere ook schadevergoeding wegens schade door deze wanprestatie. Deze vordering baseert Ymere op artikel 6:104 BW (winstafdracht). Zowel de rechtbank als het hof wijzen de vordering van Ymere toe.
De rechtbank oordeelt echter dat artikel 6:104 BW niet van toepassing is, terwijl het hof stelt van wel. Doerga gaat bij de Hoge Raad in cassatie en vraagt daar of artikel 6:104 BW ook kan worden gebruikt door een sociale woningbouwvereniging die zelf niet beoogt om winst te behalen.
De Hoge Raad oordeelt dat Doerga wanprestatie heeft gepleegd jegens Ymere. Artikel 6:104 BW geeft echter niet aan de benadeelde een recht tot vordering van de winstafdracht. Wel verleent dit artikel aan de rechter de discretionaire bevoegdheid om de schade te begroten op het bedrag van de door het onrechtmatig handelen te behaalde winst. Ymere heeft door de wanprestatie van Doerga schade geleden en deze schade mag worden begroot op de winst die de huurder heeft gemaakt met het illegale onderverhuur. De bepalingen van artikel 6:104 en 6:97 BW brengen met zich mee dat het niet noodzakelijk is dat de benadeelde het concrete nadeel aantoont. Het is voldoende om dit (slechts) aannemelijk te maken. Gelet op het niet-punitieve karakter van artikel 6:104 BW moet de rechter wel terughoudend oordelen en kan de schadevergoeding slechts reiken tot de behaalde winst (of een gedeelte hiervan) van de wanpresteerder.
De Hoge Raad stelt derhalve Ymere in het gelijk en Doerga dient de schadevergoeding te betalen.