ECLI:NL:HR:2010:BCK6150 (Haas/Postma)

Haas/Postma, HR 19 februari 2010
(ECLI:NL:HR:2010:BK6150)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Terugwerkende kracht gerechtelijke vaststelling vaderschap op grond van artikel 1:207 BW.

Rechtsregel

Het inroepen van het gezag van gewijsde van de eerdere afwijzing van de vordering tot afgifte van de nalatenschap faalt, nu in de nieuwe procedure een geschilpunt aan de rechter wordt voorgelegd dat in de eerdere procedure niet had kunnen worden voorgelegd.

Het nieuwe artikel 1:207 BW heeft onmiddellijke werking. Doordat in het vijfde lid terugwerkende kracht is opgenomen, geldt de regeling ook voor kinderen die zijn geboren voordat dit artikel in werking is getreden. Verder kan om een gerechtelijke vaststelling ook worden verzocht nadat de man is overleden.

De terugwerkende kracht heeft geen gevolgen voor te goeder trouw verkregen rechten van derden en ook vermogensrechtelijke voordelen hoeven niet te worden teruggegeven voor zover degene die deze heeft gekregen ten tijde van het doen van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling daardoor niet was gebaat. Onder ‘derden’ worden niet begrepen degenen die voor de vaststelling van het vaderschap golden als erfgenamen, dus ook hun kinderen niet. Er is hierbij voldaan aan de voorwaarden die artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM stelt aan het ontnemen van eigendom.

De rechter mag bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom rekening houden met het financiële belang van de oude erfgenaam.

Inhoud arrest

Eiser wordt in 1964 geboren als natuurlijk kind van de heer Man X. Op 30 mei 1973 wordt hij als wettig kind erkend door een andere man, met wie zijn moeder getrouwd is. Deze erkenning wordt door de rechtbank Amsterdam op 28 februari 1974 vernietigd.

Man X overlijdt op 19 augustus 1992, zonder een testament op te maken. Als erfgenaam wordt zijn neef aangewezen.

Eiser dient op 5 november 1992 een dagvaarding in bij de rechtbank tegen de neef en zijn echtgenote en stelt dat Man X zijn biologische vader is en hij dus zijn erfgenaam is. De rechtbank wijst de vordering tot afgifte van de nalatenschap bij vonnis van 23 december 1993 af, omdat eiser niet in een familierechtelijke betrekking tot Man X heeft gestaan nu hij niet door Man X is erkend. Bij arrest van 20 juni 1995 verklaart het gerechtshof eiser niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen de kinderen van de neef, en bekrachtigt het vonnis van het overige. Bij arrest van 17 januari 1997 verklaart de Hoge Raad eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de kinderen van de neef en verwerpt de Hoge Raad het beroep tegen de neef.

Op 1 april 1998 treedt het nieuwe afstammings- en adoptierecht in werking, waaronder artikel 1:207 BW.

Op 10 juli 2002 dient eiser een verzoek in bij de rechtbank op grond van dit artikel. Hij wil dat wordt vastgesteld dat Man X zijn biologische vader is. Dit verzoek wijst de rechtbank bij vonnis van 11 maart 2003 toe. Het gerechtshof bekrachtigt dit vonnis bij beschikking van 8 juli 2004. Uit DNA-onderzoek blijkt dat het voor 99,9% zeker is dat Man X de biologische vader is van eiser. Er is geen cassatieberoep ingesteld.

De neef, die dus nog in het bezit is van de erfenis van Man X, overlijdt op 7 maart 2002. Zijn erfgenamen zijn zijn echtgenote en zijn twee kinderen.

Eiser dagvaardt de erfgenamen van de neef bij dagvaarding van 14 mei 2003 voor de rechtbank en vordert in rechte vast te stellen dat hij de enige erfgenaam is van Man X, en de erfgenamen van de neef te veroordelen tot afgifte van de nalatenschap. De erfgenamen bestrijden de vordering.

De rechtbank verklaart bij vonnis van 10 november 2004 voor recht dat eiser de enige erfgenaam is van Man X en wijst de nevenvorderingen toe. De erfgenamen van de neef stellen hoger beroep in. Eiser stelt incidenteel hoger beroep in. Bij arrest van 10 oktober 2007 bekrachtigt het gerechtshof het vonnis van de rechtbank. De erfgenamen stellen hiertegen cassatie in. Eiser concludeert tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de erfgenamen in de kosten van het geding in cassatie.