ECLI:NL:HR:2009:BJ3566 (Poging hennepteelt)

Poging hennepteelt-arrest
(ECLI:NL:HR:2009:BJ3566)

Door Austin Ellinor

Essentie
Het arrest Poging Hennepteelt gaat over het strafrechtelijk concept poging. In casu draait het om de vraag of er sprake is van een strafbare poging tot hennepteelt.

Rechtsregel
Er is pas sprake van een strafbare poging als een (samenstel van) gedraging(en) naar zijn(/hun) uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Als de politie dus een woning binnenvalt, en daar een hennepkwekerij in opbouw aantreft, zonder de aanwezigheid van planten, kan dit geen poging tot het kweken van hennep opleveren.

Inhoud arrest
De politie valt een woning binnen waar een ruimte wordt aangetroffen die volledig is ingericht voor de kweek van hennepplanten. Zo zijn er onder andere een kweekbak, afzuiginstallatie, ventilator en meerdere assimilatieplanten te vinden. In de woning is echter geen kweekmateriaal (“planten”) gevonden.

Het hof stelt dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van het telen, bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep. Een ruimte die speciaal is ingericht voor hennepteelt vormt op zichzelf niet een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm gericht is op de voltooiing van een misdrijf (in casu dus hennepteelt).

De Hoge Raad sluit zich aan bij het hof en oordeelt als volgt:
“Het oordeel dat in dat geval geen sprake is van een begin van uitvoering van het telen, bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep en het (daarin besloten liggende) oordeel dat het enkel aanwezig hebben van een dergelijke ruimte niet reeds op zichzelf een gedraging vormt die naar haar uiterlijke verschijningsvorm is gericht op de voltooiing van de tlg. misdrijven, getuigen niet van een onjuiste rechtsopvatting, mede in aanmerking genomen dat de enkele aanwezigheid van een kweekruimte zonder enige verdere activiteit van verdachte onvoldoende is voor een strafbare poging en door het Hof niets anders is vastgesteld dat van belang is voor de vraag of de gedraging van verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm op de voltooiing van de tlg. misdrijven was gericht.”

Volgens de Hoge Raad is er dus geen sprake van een onjuiste rechtsopvatting van het hof. In casu is het voor handen hebben van een kweekruimte, waar verder geen activiteiten zijn gestart voor het telen van hennep, onvoldoende voor een strafbare poging. Er zijn verder geen andere gedragingen die gericht zijn op de voltooiing van hennepteelt. De Hoge Raad verwerpt derhalve het cassatieberoep van de A-G.