Maatzorg/van der Graaf, HR 12 december 2008
(ECLI:NL:HR:2008:BD3129)
Door Julia Verschoor
Essentie
Een werkgever is ook aansprakelijk voor een ongeval dat zijn werknemer krijgt in de uitoefening van zijn werk als fietser of voetganger. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om een eenzijdig of meerzijdig ongeval.
Rechtsregel
De zorgplicht van de werkgever van het criterium ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ moet ruim uitgelegd worden. Als de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden op plaatsen komt die niet als arbeidsplaats kunnen worden aangemerkt, kan de zorgplicht van art. 7:658 BW meebrengen dat de werkgever maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt. Als de werknemer deelneemt aan het wegverkeer rust op grond van art. 7:611 BW de verplichting om zich als goed werkgever te gedragen en de daarbij behorende plicht om een behoorlijke verzekering voor zijn werknemer af te sluiten. Dit geldt ook als hij als voetganger of fietser in de uitoefening van zijn werk aan het verkeer deelneemt.
Inhoud arrest
Van der Graaf werkt sinds 2002 als verzorgingshulp bij Maatzorg. Voor haar werkzaamheden verplaatst zij zich per fiets naar de huizen van haar cliënten. Tijdens werktijd is zij als gevolg van gladheid op de openbare weg met haar fiets gevallen. Door de val loopt zij een ernstige scheenbeenfractuur op. Van der Graaf stelt op grond van art. 7:658 jo. 7:611 BW Maatzorg aansprakelijk voor haar letselschade. De kantonrechter wijst de vordering toe. Vervolgens bekrachtigt het Hof dit vonnis.
Het Hof overweegt dat het fietsen niet binnen het bereik van art. 7:658 BW valt. Maatzorg had echter wel als goed werkgever een adequate voorziening moeten treffen voor ongevallen van haar werknemers in het verkeer of zij had haar werknemers uitdrukkelijk moeten waarschuwen dat er geen verzekering was en zij verplicht waren dit zelf af te sluiten. De werkgever stelt hiertegen cassatie in.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De zorgplicht van art. 7:658 lid 1 BW houdt in dat de werkgever voor het verrichten van arbeid maatregelen moet treffen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat dit in elk geval wordt bepaald door hetgeen op grond van de regelgeving op het terrein van de arbeidsomstandigheden van de werkgever gevergd wordt. Gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan. De neergelegde zorgplicht van art. 7:658 BW geldt in eerste plaats voor de werkzaamheden die worden verricht op de in art. 1 lid 3 onder g Arbeidsomstandighedenwet omschreven arbeidsplaats, maar dit geldt ook indien de werknemer in de uitoefening van zijn werk op plaatsen komt die niet als arbeidsplaats kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat als een werknemer aan het wegverkeer deelneemt, er voor de werkgever op grond van art. 7:611 BW een goed werkgeverschap geldt. Dit houdt in dat de werkgever zorg moet dragen voor een behoorlijke verzekering, waarbij er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen een eenzijdig of meerzijdig ongeval en of de werknemer in een auto reed of zich verplaatst heeft per fiets.