Abvakabo/TPG Post, HR 13 juni 2008
(ECLI:NL:HR:2008:BC8791)
Door Lisanne Roestenberg
Essentie
De boete voor een (snelheids)overtreding die wordt gemaakt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan worden verhaald op de werknemer zelf; de werkgever hoeft deze niet te betalen, behalve als deze het maken van de (snelheids)overtreding heeft bevorderd.
Rechtsregel
Met de in artikel 5 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) wordt niet bedoeld om kentekenhouders een boete op te leggen zonder hem de mogelijkheid te geven om dit bedrag te verhalen op de chauffeur van de auto. Niets wijst erop dat de wetgever bij de invoering van de WAHV heeft bedoeld dat de werkgever voortaan zelf de boetes moet betalen die hun chauffeurs veroorzaken. Daarbij komt dat boetes die met de eigen auto van de werkgever, in de uitoefening van hun werkzaamheden, wel aan de chauffeur zelf worden opgelegd. Een wettelijk grondslag om deze boetes te verhalen op de werkgever ontbreekt. In bijzondere gevallen kan via artikel 7:611 van het BW aanleiding bestaan om de werkgever de boete te laten betalen, bijvoorbeeld als die het maken van de overtreding heeft bevorderd. Als de boetes die aan de werkgever worden opgelegd niet meer verhaald kunnen worden op de werknemer, wordt er een niet te verklaren onderscheid gemaakt tussen deze boetes en boetes die rechtstreeks aan de werknemer worden opgelegd. Daarom dienen boetes die aan de werkgever opgelegd worden, te kunnen worden verhaald op de werknemer.
Inhoud arrest
De werknemer werkt als chauffeur voor TPG Post. Voor TPG Post is het heel belangrijk dat de chauffeurs op tijd rijden. De planningen voor de ritten worden gemaakt aan de hand van de ervaringen van de planningsmedewerkers en signalen van de chauffeurs zelf. Verkeersboetes die worden opgelopen als er te snel wordt gereden komen, volgens het beleid van TPG Post, voor rekening van de chauffeur.
De werknemer rijdt op 9 februari 2002 (56 km/u), 17 juli 2002 (54 km/u) en 22 augustus 2002 (61 km/u) op plaatsen waar je maximaal 50 km/u mag en TPG Post krijgt hiervoor boetes van twee keer € 28 en één keer € 52. TPG Post verzoekt de werknemer om deze bedragen zelf te betalen.
Op 14 april 2003 dagvaarden de werknemer en de Abvakabo samen (hierna: Abvakabo) TPG Post voor de kantonrechter en vorderen dat voor recht zal worden verklaard dat TPG Post niet gerechtigd is de bekeuringen, die de chauffeurs oplopen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, op de werknemers te verhalen. Verder vorderen ze een verklaring voor recht dat TPG Post gehouden is de in het verleden onterecht op de werknemers verhaalde boetes aan hen terug te betalen. Tenslotte verzoekt de werknemer om terugbetaling van het bedrag van € 108 aan de laatstelijk betaalde boetes. De Abvakabo verwijst naar HR 3 januari 2001 (JAR 2001, 57). TPG Post voert verweer.
Bij vonnis van 26 november 2003 wijst de kantonrechter de gevraagde verklaringen voor recht af omdat deze te ruim zijn geformuleerd. Zij kunnen namelijk ook gevallen omvatten waarin sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Verder is de kantonrechter van mening dat bij de snelheden van 54 en 56 km/u sprake was van opzet, omdat de werknemer probeerde om verloren tijd in te halen. Bij de snelheid van 61 km/u is de kantonrechter van oordeel dat TPG Post onvoldoende heeft bestreden dat er geen opzet was, maar is ontstaan door een nonchalance die af en toe kan optreden bij mensen die veel op de weg zitten. Daarom moet de laatste boete van € 52 wel terugbetaald worden aan de werknemer.
Abvakabo stelt hoger beroep in bij het Hof en wijzigt de formuleringen van de gevorderde verklaringen voor recht, in de zin dat een uitzondering wordt gemaakt voor gevallen van opzet en bewuste roekeloosheid. TPG Post voert verweer en stelt incidenteel hoger beroep in.
Bij arrest van 12 mei 2006 vernietigt het Hof het vonnis van de kantonrechter en verklaart voor recht dat TPG Post de boetes die de chauffeurs tijdens de uitvoering van de werkzaamheden voor (snelheids)overtredingen krijgen, niet op de chauffeurs mag verhalen, behalve als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Verder moet TPG Post de in het verleden onterecht op de werknemers verhaalde boetes aan hen terugbetalen, behalve als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid.
Deze opzet of bewuste roekeloosheid wordt door het Hof vermoed wanneer er sprake is van een overschrijding van de snelheid met 10 km/u of meer. Het Hof veroordeelt TPG Post tot betaling aan de werknemer van de eerste twee boetes van € 28, maar niet van de derde, omdat daarbij de werknemer meer dan 10 km/u te hard had gereden.
TPG Post gaat in cassatie. Abvakabo voert verweer en stelt incidenteel cassatieberoep in. De Hoge Raad vernietigt in het principale beroep het arrest van het Hof en het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Abvakabo af. In het incidentele beroep verwerpt de Hoge Raad het beroep.