ECLI:NL:HR:2008:BC6699 (Zutekouw/Van Oort)

Zutekouw/Van Oort, HR 14 maart 2008
(ECLI:NL:HR:2008:BC6699)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Een werkgever mag ervoor kiezen de uit de cao voortvloeiende toeslagen op het loon niet uit te betalen als de arbeidsongeschiktheid aan de schuld of toedoen van de werknemer te wijten was.

Rechtsregel

Dat artikel 7:629 lid 3 BW het recht op doorbetaling van het loon bij arbeidsongeschiktheid ontzegt in het geval van opzet, betekent niet dat cao-partijen het verlies van een recht op bovenwettelijke toeslagen op het loon niet mogen verbinden aan andere gedragingen van de werknemer dan opzet. Het oordeel van het hof dat de werknemer een verwijt moet kunnen worden gemaakt, is niet onbegrijpelijk. De tekst van de cao-bepaling, gelezen in het licht van de hele cao, is van doorslaggevende betekenis. Het komt niet aan op de bedoeling van partijen, maar op de tekst van de cao en de toelichting hierop. Het hof heeft begrijpelijk geoordeeld dat de opnieuw door de sportblessures ingetreden arbeidsongeschiktheid aan de schuld of toedoen van Zutekouw te wijten is geweest.

Inhoud arrest

De heer Zutekouw (hierna: Zutekouw) gaat op 7 maart 1995 werken voor Van Oort. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: cao) van toepassing.

In de cao staat dat de werkgever verplicht is het nettoloon aan de werknemer te betalen over de dagen dat deze werknemer arbeidsongeschiktheid is, behalve als die arbeidsongeschiktheid door zijn schuld of toedoen komt. Verder staat in artikel 12 van de cao dat het stukje hiervoor een aanvulling is op de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van artikel 7:629 BW.

De cao is voor de periode 1 april 2001 tot en met 31 maart 2003 algemeen verbindend verklaard. Artikel 12 komt overeen met artikel 16 van de cao, die van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 algemeen verbindend is verklaard.

Zutekouw wordt een aantal keer arbeidsongeschikt door blessures van (zaal)voetbal. In de periode juni 2000 tot en met augustus 2004 werkt eiser ongeveer 24 maanden daardoor op therapeutische basis. Van Oort zegt meerdere keren tegen Zutekouw dat hij moet stoppen met voetballen en dat overwogen wordt het ziekengeld niet meer aan te vullen.

Zutekouw raakt op 25 februari 2003 opnieuw arbeidsongeschikt door de zaalvoetbal. Van Oort laat hem vervolgens weten dat hij gedurende de arbeidsongeschiktheid geen salaris krijgt, omdat dit door zijn schuld of toedoen is gekomen. Uiteindelijk betaalt Van Oort wel het basisloon aan Zutekouw, maar niet het nettoloon wat in de cao is opgenomen. Vanaf 24 maart 2003 gaat Zutekouw weer therapeutisch aan het werk en krijgt hij ook weer het nettoloon. In januari 2005 wordt Zutekouw volledig arbeidsongeschikt en stopt hij met voetballen.

Zutekouw vordert van Van Oort het onbetaald gebleven gedeelte van zijn nettoloon, vermeerderd met het gemiddeld aantal overuren dat hij in de voorgaande 52 maanden heeft ontvangen overeenkomstig de cao. Het betreft een bedrag van € 615,09 bruto. Van Oort bestrijdt de vordering. De kantonrechter veroordeelt Van Oort bij vonnis van 30 maart 2005 om € 569,53 bruto aan Zutekouw te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Van Oort stelt hoger beroep in.

Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Zutekouw af, omdat Van Oort bij arbeidsongeschiktheid van Zutekouw als gevolg van (zaal)voetbal alleen het basisloon hoeft te betalen, exclusief de aanvullingen hierop die uit de cao voortvloeien. Zutekouw stelt cassatie in. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding.