ECLI:NL:HR:2008:BC2610 (TBS-regeling in strijd met gelijkheidsbeginsel?)

HR TBS-regeling in strijd met gelijkheidsbeginsel?, HR 25 januari 2008
(ECLI:NL:HR:2008:BC2610)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
Indien een aandeelhouder in een BV vermogensbestanddelen, zoals een pand, ter beschikking stelt aan zijn BV, vallen de inkomsten over dit pand in box 1 met een toptarief van 52%. Voor niet-ondernemers valt het pand in box 3, met een toptarief van 30%. Levert dit verboden discriminatie op?

Rechtsregel
De TBS-regeling is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsmarge is gebleven bij de rechtvaardiging van deze maatregel.

Inhoud arrest
X bezit met zijn vrouw Y alle aandelen in E BV in de verhouding 88/12. E BV bezit alle aandelen in F BV. X en Y hebben twee tot hun privévermogen behorende terreinen aan F BV verhuurd. Zij hebben ook een vordering op E BV, waarover ze rente ontvangen. De inspecteur merkt telkens de helft van deze inkomsten aan als inkomsten uit overige werkzaamheden in de zin van art. 3.92 IB (de terbeschikkingstellingsregeling). De inkomsten vallen dus in box 1 en niet in box 3. X en Y brengen hier tegen in dat de TBS-regeling een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van gelijke gevallen is en dus strijdig is met het in art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR neergelegde gelijkheidsbeginsel. Het Hof en de Rechtbank zijn van oordeel dat dit niet het geval is.

De Hoge Raad oordeelt dat bovengenoemde verdragen niet elke vorm van discriminatie verbieden, maar alleen die vormen waarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging ontbreekt. Daarbij geldt dat op fiscaal gebied aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij de vraag of er sprake is van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het oordeel van de wetgever dient te worden geëerbiedigd tenzij dat van redelijke grond ontbloot is.

Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet IB kan afgeleid worden dat de TBS-regeling in het leven geroepen is om de parallel tussen ondernemers die hun onderneming voor eigen rekening en risico drijven (bijvoorbeeld in een eenmanszaak) en ondernemers die hun onderneming met behulp van een BV drijven, te versterken. Een tweede rechtvaardiging is het voorkomen dat hoog belast winstinkomen wordt getransformeerd naar lager belast box 3 inkomen. Normaal vallen beleggingen, zoals een pand of een vordering, immers in box 3. Gezien deze rechtvaardigingsgronden is de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsmarge gebleven. De TBS-regeling is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.