ECLI:NL:HR:2007:BA6755 (Bauer/Emergis)

Bauer/Emergis, HR 19 oktober 2017
(ECLI:NL:HR:2007:BA6755)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Artikel 7:668, lid 1 BW. Stilzwijgende voortzetting arbeidsovereenkomst. Gedragingen werkgever.

Rechtsregel

Of sprake is van een ‘voortzetting van de arbeidsovereenkomst zonder tegenspraak’, ook wel stilzwijgende verlenging van de arbeidsovereenkomst genoemd, ligt aan de gedragingen van werkgever. Van belang is de vraag of de werknemer op grond van deze gedragingen heeft mogen verwachten dat de arbeidsovereenkomst na afloop van de termijn stilzwijgend is voortgezet.

In dit geval heeft Emergis duidelijk gemaakt aan eiseres dat zij de arbeidsovereenkomst niet met nog een jaar, maar alleen met twee maanden wilde verlengen. Er is daarom geen sprake van voortzetting zonder tegenspraak.

Inhoud arrest

Eiseres gaat op 1 augustus 2001 werken bij Emergis als servicedeskmedewerkster. Ze krijgt een contract voor de duur van een jaar. Tegen het einde van haar contract – op 24 juni 2002 – biedt Emergis haar mondeling een verlenging van twee maanden aan.

Bij brief van 17 juli 2019 heeft zij dit aanbod nogmaals gehad: verlenging van de arbeidsovereenkomst tot uiterlijk 1 oktober 2002. In de brief wordt haar gevraagd om dit voorstel te ondertekenen en terug te sturen. Eiseres ontvangt de brief, maar ondertekent de wijziging niet.

Eiseres werkt na 1 augustus 2002 wel door bij Emergis. Op 18 september 2002 gaat Emergis met haar in gesprek en in dit gesprek wordt aangegeven dat haar contract afloopt per 1 oktober 2002. Emergis wil dus niet dat ze vanaf die datum nog komt werken. Eiseres houdt zich hieraan; ze werkt vanaf die dag niet meer voor Emergis.

Bij brief van 19 september 2002 bevestigt Emergis aan eiseres dat de arbeidsovereenkomst na 30 september 2002 niet wordt verlengd. Tot en met deze datum wordt haar loon betaald.

Eiseres stapt naar de rechtbank en dagvaardt Emergis bij exploot van 6 december 2002. Ze vordert doorbetaling van haar loon van 1.917,- bruto per maand, met wettelijke verhoging, rente en kosten. Ze stelt dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2002 op grond van artikel 7:668, eerste lid, van het BW stilzwijgend is voortgezet. Volgens eiseres is er dus opnieuw sprake van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. Emergis bestrijdt de vordering.

Bij vonnis van 12 mei 2003 wijst de kantonrechter de vordering af.

Eiseres gaat in hoger beroep. Bij arrest van 26 augustus 2005 bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter. Het hof overweegt het volgende. Uit het feit dat Emergis haar geen contract voor onbepaalde tijd wilde geven en eiseres het niet eens was met de korte verlenging van twee maanden, volgt niet dat de arbeidsovereenkomst zonder tegenspraak is voortgezet. Dat zij na 1 augustus 2002 wel is blijven werken voor Emergis, doet daar niet aan af.

Eiseres gaat in cassatie. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding.