Thuiszorg Rotterdam/PGGM, 13 juli 2007
(ECLI:NL:HR:2007:BA6231)
Door Lisanne Roestenberg
Essentie
Criteria Groen/Schroevers ook van belang als er een derde partij betrokken is.
Rechtsregel
Bij de beoordeling of iets een arbeidsovereenkomst is, gaat het niet alleen om de bedoeling van partijen, maar ook om de feitelijke uitvoering ervan. Het was hier de bedoeling van partijen om een managementovereenkomst aan te gaan tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer, maar er is feitelijk sprake van een arbeidsovereenkomst. Dit omdat er voldaan is aan de criteria uit het arrest HR Groen/Schroevers: het persoonlijk verrichten van de arbeid, de gezagsverhouding en de betaling als tegenprestatie voor de verrichte werkzaamheden. De verschillende onderdelen moeten in samenhang worden bekeken, er is niet één kenmerk beslissend. Het maakt hierbij niet uit dat sprake is van een derde partij.
Inhoud arrest
PGGM is een pensioenfonds waarbij alle werknemers in de zorgsector verplicht zijn aangesloten. Thuiszorg Rotterdam is een instelling die onder deze verplichting valt.
Op 3 oktober 2001 laat PGGM een dwangbevel betekenen aan Thuiszorg Rotterdam, waarin is bepaald dat Thuiszorg Rotterdam aan PGGM 22.301,02 moet betalen. De nota is gericht aan de heer J.S. Knipscheer (Knipscheer), de directeur en enig aandeelhouder van Knipham Holding B.V. Tussen dit bedrijf en Thuiszorg Rotterdam is een managementovereenkomst gesloten waarbij de holding is belast met het feitelijk bestuur van Thuiszorg Rotterdam. Knipscheer is sinds 1992 de directeur.
De nota over de jaren 1994 – 2000 heeft Thuiszorg Rotterdam wel betaald.
Op 31 oktober 2001 dagvaardt Thuiszorg Rotterdam PGGM en verzoekt zij de rechtbank Thuiszorg Rotterdam tot een goed opposant te verklaren tegen het dwangbevel en verzoekt om het dwangbevel buiten effect te stellen. Verder verzoekt ze de rechtbank voor recht te verklaren dat Knipscheer niet verplicht is om deel te nemen aan de pensioenregeling van PGGM, waardoor Thuiszorg Rotterdam hem daarvoor niet hoefde aan te melden en verzoekt de rechtbank tenslotte te bepalen dat PGGM de nota over de jaren 1994 – 2000 vanwege onverschuldigde betaling moet terugbetalen.
De kantonrechter wijst bij vonnis van 14 augustus 2002 de vorderingen van Thuiszorg Rotterdam toe. Daarbij wordt overwogen dat de overeenkomst tussen Knipham Holding B.V. en Thuiszorg Rotterdam niet aangemerkt kan worden als arbeidsovereenkomst, waardoor er geen verplichte deelneming is aan de pensioenregeling van PGGM. Derden kunnen geen beroep doen op het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst in artikel 7:610a BW. De mogelijkheid tot het aannemen van een fictieve dienstbetrekking is, anders dan in de fiscale of sociaalzekerheidsrechtwetgeving, niet opgenomen in de Wet verplichte deelneming.
PGGM gaat in hoger beroep en vordert vernietiging van het vonnis, afwijzing van de vorderingen van Thuiszorg Rotterdam en vernietiging van de managementovereenkomst wegens bedrog.
Het hof overweegt bij tussenarrest van 21 januari 2005 dat het geschil erom draait of Knipscheer verplicht mee moet doen met de pensioenregeling van PGGM. Verplichte deelneming is beperkt tot degenen die een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht hebben gesloten. Dit moet in strikte zin worden uitgelegd. PGGM kan zich niet beroepen op artikel 6:610a BW. Het hof heeft vervolgens een bewijsopdracht gegeven.
Bij eindvonnis van 26 augustus 2005 vernietigt het hof het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Thuiszorg Rotterdam af. Het dwangbevel wordt in stand gelaten en de vordering van PGGM tot vernietiging van de managementovereenkomst wordt afgewezen. Het hof overweegt dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst, het niet alleen aankomt op de bedoeling van partijen bij het sluiten van de overeenkomst, maar ook op de manier waarop aan die overeenkomst uitvoering is gegeven. Uit het feit dat er geen BTW werd afgedragen over de managementfee van Knipscheer, leidt het hof af dat Knipscheer ondergeschikt is aan Thuiszorg Rotterdam. Verder diende Knipscheer de werkzaamheden persoonlijk te verrichten en wordt hij hiervoor betaald door Thuiszorg Rotterdam, niet door Knipham Holding B.V.. Hierdoor is sprake van een arbeidsovereenkomst tussen Knipscheer en Thuiszorg Rotterdam.
Thuiszorg Rotterdam gaat in cassatie. PGGM voert verweer en stelt incidenteel cassatieberoep in. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt Thuiszorg Rotterdam in de kosten van het geding.