ECLI:NL:HR:2007:AZ5834 (Perez/Casa Grande)

Hoge Raad, 2 maart 2007, Perez/Casa Grande
(ECLI:NL:HR:2007:AZ5834)

Door Julia Mantel

Essentie

In deze zaak is sprake van een feit van algemene bekendheid. Door in het licht van onder meer die omstandigheid te oordelen dat onvoldoende is gesteld om te kunnen aannemen dat werkgeefster de door art. 1614x BW Aruba in het leven geroepen zorgplicht heeft geschonden, heeft het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven.

Rechtsregel

Het antwoord op de vraag of een vloer als de onderhavige aan alle eisen voldoet die redelijkerwijs daaraan zijn te stellen om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, en eventueel door de overheid gegeven veiligheidsvoorschriften.

Inhoud arrest

De eiseres tot cassatie werkte via een uitzendbureau als schoonmaakster in een hotel op Aruba. Tijdens haar werkzaamheden is ze uitgegleden op de tegels, die nat waren als gevolg van een regenbui. Ze is hierbij ten val gekomen en heeft letselschade opgelopen.

De schoonmaakster droeg geen veiligheidsschoenen en er lagen geen antisliptegels. Bovendien waren er geen waarschuwingsborden neergezet.

De schoonmaakster heeft verzocht de werkgeefster te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding voor de door haar geleden schade, op grond van art. 1614x BW Aruba (art. 7A:1638x (oud) BW). Deze vordering is in eerste aanleg afgewezen en dit vonnis is in hoger beroep bekrachtigd.

In cassatie heeft de schoonmaakster betoogd dat de gangvloer een gevaar oplevert, doordat men op de gladde tegels gemakkelijk ten val kan komen. Daarmee zou vaststaan dat de werkgeefster haar zorgverplichting jegens de schoonmaakster niet is nagekomen.

De Hoge Raad overweegt als volgt. Het antwoord op de vraag of een vloer als de onderhavige aan alle eisen voldoet die redelijkerwijs daaraan zijn te stellen om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, en eventueel door de overheid gegeven veiligheidsvoorschriften. Zo heeft het hof onder meer overwogen dat

  • het bij mensen die vertrouwd zijn met het klimaat in Aruba, van algemene bekendheid is dat men daar met het gevaar van gladheid na regen rekening dient te houden;
  • dat van de schoonmaakster verwacht mocht worden dat zij daarmee bekend was;
  • dat de tegels er ten tijde van het ongeluk nat uitzagen en dat dit een extra waarschuwing inhield voor het gevaar van gladheid;
  • dat de aard van de werkzaamheden meebracht dat de schoonmaakster over de gangvloer moest lopen op een wijze die bij een ieder in het dagelijks leven kan voorkomen.

Door in het licht van de omstandigheden van het geval te oordelen dat onvoldoende is gesteld om te kunnen aannemen dat de werkgeefster de door art. 1614x BW Aruba in het leven geroepen zorgplicht heeft geschonden, heeft het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven. Evenmin heeft het zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.

De schoonmaakster keert zich verder tegen het oordeel van het hof dat het telkens plaatsen van waarschuwingsborden na regenval niet van de werkgeefster gevergd kan worden en dat dit ook geldt voor het overal aanbrengen van antisliptegels en een vloer met antislipvloeistof. Volgens de Hoge Raad getuigt het bestreden oordeel echter niet van een onjuiste rechtsopvatting, mede in aanmerking genomen dat het hof heeft vastgesteld dat het bij mensen die vertrouwd zijn met het klimaat in Aruba, van algemene bekendheid is dat men terdege met het gevaar van gladheid na regenval rekening moet houden. Het beroep van de schoonmaakster wordt dan ook verworpen.