Baby Eemskanaal-arrest
HR 19-12-2006, NJ 2007, 29
(ECLI:NL:HR:2006:AZ2169)
Door Austin Ellinor
Essentie
Het Baby Eemskanaal-arrest (Ook wel Kopje Onder genoemd) gaat over poging tot moord. In bijzonder gaat het over vrijwillige terugtred bij voltooide poging. De vraag die dus ook aan bod komt is of vrijwillige terugtred nog mogelijk is wanneer er al sprake is van een voltooide poging.
Rechtsregel
Volgens artikel 46b Sr is voorbereiding noch poging strafbaar indien de verdachte vrijwillig afziet van het begaan van het delict. Dit moet dus vrijwillig, door eigen wil gebeuren. Externe omstandigheden zoals het betrapt worden van het plegen van een delict is niet geldig hiervoor.
Externe factoren, die eraan hebben bijgedragen dat het delict niet is voltooid, hoeven de vrijwillige terugtred van de verdachte niet in de weg te staan, zo blijkt uit dit arrest. Voltooide poging sluit vrijwillige terugtred dus niet uit; vrijwillige terugtred is mogelijk zolang het misdrijf nog niet is voltooid.
Inhoud arrest
De verdachte sprong met zijn zoontje van vijf maanden in het Eemskanaal. Vervolgens klom hij met de baby weer uit het kanaal. De verdachte verklaarde dat hij en zijn zoontje wel kopje onder gingen, maar dat het ondiep was en hij gewoon kon staan. Door de kou van het water kwam hij weer een beetje in een normale gemoedstoestand en toen kwam hij erachter dat hij fout bezig was. De verdachte besloot daarop naar het ziekenhuis in Groningen te rijden, omdat de baby nat en koud aanvoelde. Onderweg werd hij aangehouden door de politie die in de auto de natte en koude baby in een deken gewikkeld aantrof.
De rechtbank veroordeelde de verdachte wegens poging tot moord. In hoger beroep werd hij echter ontslagen van alle rechtsvervolging (OVAR) door het hof. Het hof stelde dat niet kon worden uitgesloten dat er sprake was van vrijwillige terugtred (in de zin van artikel 46b Sr) of niet. Er was namelijk niet veel informatie over het voorval beschikbaar. Zo waren er geen getuigen en dus kon enkel worden uitgegaan van de verklaring van de verdachte zelf. De Advocaat-Generaal van het hof ging vervolgens tegen het arrest in cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde als volgt:
“3.5.2. Aan de klacht ligt de opvatting ten grondslag dat geen plaats kan zijn voor vrijwillige terugtred als bedoeld in art. 46b Sr, indien sprake is van een zogenoemde voltooide poging. Die opvatting is onjuist. Bij vrijwillige terugtred gaat het om het misdrijf waarop de gedragingen van de verdachte waren gericht (vgl. HR 5 december 2000, LJN AA8824). Het gaat niet erom of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. In geval van een voltooide poging is derhalve vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr niet reeds in zijn algemeenheid uitgesloten. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Gelet op het voorgaande geeft het in de overwegingen van het Hof besloten liggende oordeel dat in het onderhavige geval vrijwillige terugtred door de verdachte nog mogelijk was, ook al zouden de reeds door de verdachte verrichte gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als een voltooide poging tot moord, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
3.6.2. Vooropgesteld wordt dat van buiten komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, niet aan vrijwillige terugtred in de weg behoeven te staan. (…)”
Samengevat stelt de Hoge Raad dat het niet uitmaakt of een verdachte vrijwillig is teruggetreden voor een strafbare poging, maar of hij vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf voltooid is. Vrijwillige terugtred bij een voltooide poging is dus wel degelijk mogelijk. Externe factoren (in casu het koude en ondiepe water) staan vrijwillige terugtred niet in de weg.
In casu was er sprake van vrijwillige terugtred, volgens de Hoge Raad. De verdachte klom uit het water, wikkelde de baby in een dekentje en reed naar het ziekenhuis. Deze gedragingen van verdachte waren naar aard en tijdstip geschikt het intreden van het gevolg (de dood) te beletten, zo stelt de Hoge Raad.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.