ECLI:NL:HR:2006:AY4033 (Groenselect)

Groenselect, HR 10 november 2006
(ECLI:NL:HR:2006:AY4033)

Felicity Garretsen

Essentie

Er kan worden afgesproken om in afwijking van de wettelijke geschillenregeling ondernemingsrechtelijke geschillen tussen aandeelhouders af te doen door middel van arbitrage. Echter, niet alle opkomende geschillen kunnen daadwerkelijk door arbitrage worden beslecht en zullen daarom aan de (burgerlijke) rechter moeten worden voorgelegd.

Rechtsregel

Op grond van art. 2:337 lid 1 BW moeten de aanwezige contractuele of statutaire regelingen voor de beslechting van geschillen tussen aandeelhouders, op straffe van niet-ontvankelijkheid, worden toegepast voordat de wettelijke geschillenregeling wordt gebruikt. Dit houdt in dat wanneer er een regeling omtrent arbitrage is opgenomen in de statuten of aandeelhoudersovereenkomst, geschillen eerst met gebruikmaking van arbitrage zullen moeten worden opgelost en niet aan de rechter voor kunnen worden gelegd. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de Hoge Raad in dit arrest de reikwijdte van arbitrale regelingen heeft beperkt. Naar mening van de Hoge Raad zijn arbiters niet bevoegd om te oordelen over geschillen omtrent de geldigheid van besluiten, omdat de ongeldigheid van besluiten ook geldt ten opzichte van derden die geen partij zijn bij de arbitrageregeling en daardoor de rechtszekerheid in het geding kan komen. Dit soort geschillen lenen zich derhalve niet voor arbitrage en moeten desondanks worden voorgelegd aan de rechter.

Inhoud arrest

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de aandeelhouders van Groenselect Management NV (gevestigd in de Nederlandse Antillen) over de benoeming en het ontslag van bestuurders. Van belang is dat er tussen de aandeelhouders een arbitrageovereenkomst tot stand is gekomen waarin is overeengekomen dat opkomende geschillen zullen worden beslecht door middel van arbitrage. Op grond hiervan wordt een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt waarbij geƫist wordt dat de genomen acties en besluiten omtrent de benoeming en het ontslag van de bestuurders worden teruggedraaid. Door een van de aandeelhouders wordt echter gesteld dat hij twijfelt aan de onpartijdigheid van de arbiter en dat hij een andere arbiter wil laten benoemen. Vervolgens wordt het geschil door de andere aandeelhouders voorgelegd aan het Gerecht in eerste aanleg. Hieropvolgend wordt de bevoegdheid van het Gerecht aan de orde gesteld, omdat het overeengekomen arbitraal beding meebrengt dat geschillen aan arbitrage moeten worden onderworpen.

In deze zaak staat de vraag centraal of de rechter ondanks het overeengekomen arbitragebeding bevoegd is om te oordelen over de geldigheid van benoemings- en ontslagbesluiten van bestuurders?

De Hoge Raad is van mening dat slechts door de overheidsrechter kan worden geoordeeld over de rechtsgeldigheid van besluiten van organen van rechtspersonen. In de eerste plaats moet worden aangenomen dat de vernietiging van een besluit van een rechtspersoon met het oog op de daaruit, zowel voor de rechtspersoon als voor derden, voortvloeiende (vaak ingrijpende) rechtsgevolgen en in verband met de rechtszekerheid, niet ter vrije beschikking van partijen staat. In de tweede plaats dient de rechterlijke uitspraak waarin de nietigheid van een besluit van een rechtspersoon wordt vastgesteld of die zulk een besluit vernietigt, zowel wanneer het besluit slechts interne werking heeft als wanneer het ook externe werking heeft, naar haar aard te gelden ten opzichte van een ieder en niet alleen ten opzichte van degene die de vernietiging heeft verzocht. Voor deze algemene werking is tussenkomst van de burgerlijke rechter noodzakelijk.

Concluderend geldt dus dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, ondanks een overeengekomen arbitragebeding, niet door een arbitrale uitspraak kan worden vernietigd. Geschillen hieromtrent moeten worden voorgelegd aan de rechter. Bepaalde geschillen lenen zich derhalve niet voor een arbitrageprocedure.