ECLI:NL:HR:2006:AX1571 (Samenlevingsovereenkomst)

Samenlevingsovereenkomst, HR 22 september 2006
(ECLI:NL:HR:2006:AX1571)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Een samenlevingsovereenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van het Haviltex-criterium. Alle bijzondere omstandigheden van het geval dienen te worden betrokken, een zuiver taalkundige uitleg is niet afdoende.

Rechtsregel

Op de samenlevingsovereenkomst dient het Haviltex-criterium te worden toegepast. De rechter moet rekening houden met alle bijzondere omstandigheden van het geval. Het Hof heeft zich daarom ten onrechte alleen gebaseerd op de tekst van de overeenkomst. Hoe de verhouding tussen partijen is geregeld kan niet alleen worden uitgelegd door een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen. Het Hof had het beroep van de vrouw op de redelijkheid en billijkheid moeten beoordelen met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Door dit na te laten heeft het Hof het arrest onvoldoende gemotiveerd.

Inhoud arrest

De vrouw en de man gaan in 1992 samenwonen. De man koopt het huis voor twee ton (in guldens). De hypotheek op het huis staat zowel op naam van de man als de vrouw. De man heeft, met spaargeld van de vrouw, voor 67.824 gulden ook de grond onder het huis en het erf gekocht. Het huis en de grond (hierna: het huis) staan dus alleen op naam van de man, maar de vrouw heeft de grond betaald en is ook mede verantwoordelijk voor de hypotheek.

De man en de vrouw sluiten een samenlevingsovereenkomst op 10 september 1993. Hierin leggen zij verschillende dingen vast, waaronder dat zij samen in het huis wonen en elk voor de helft eigenaar zijn van de inboedel. Over het huis spreken zij het volgende af: de man en de vrouw dragen naar evenredigheid van hun inkomen bij aan de kosten voor het huis (artikel 1). In artikel 6 staat dat als de overeenkomst wordt beëindigd, de man en de vrouw allebei de goederen terugkrijgen die zij hebben ingelegd. Het gemeenschappelijk vermogen wordt door de helft gedeeld. Omdat de vrouw 50.000 gulden van haar spaargeld heeft gebruikt voor de koop van het huis, krijgt zij dit terug als de overeenkomst wordt beëindigd.

De man en de vrouw gaan uit elkaar. Het huis wordt op 13 juni 2001 verkocht voor 565.000 gulden. Na aftrek van verschillende kosten, zoals voor de notaris en de hypotheekschuld, blijft er 415.088,25 gulden over. Hiervan krijgt de vrouw 80.000 gulden, er blijft 80.000 in depot staan en de rest van het bedrag, 255.088,25 gulden, krijgt de man.

De vrouw dagvaart de man voor de rechtbank en vordert dat de verdeling van de gemeenschap wordt vastgesteld op haar manier, althans de man te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting haar een bedrag te betalen van 120.609,67, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag. De vrouw stelt dat het huis alleen formeel op naam van de man is gezet, omdat zij op dat moment nog een vorige relatie aan het afwikkelen was, waardoor een nieuw huis op haar naam financiële gevolgen zou hebben. Uit de samenlevingsovereenkomst blijkt volgens de vrouw dat het huis van hen beiden was en dat in deze overeenkomst een al dan niet stilzwijgend verrekeningsbeding is opgenomen. Daarom moet de opbrengst van het huis over hen beiden worden verdeeld. Subsidiair wijst de vrouw op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en een eerder arrest van de Hoge Raad (Kriek/Smit uit 1987). De man bestrijdt de vorderingen en vordert in reconventie veroordeling van de vrouw om mee te werken aan uitbetaling van het in depot gehouden bedrag. De vrouw bestrijdt deze vordering van de man.

De rechtbank gelast bij tussenvonnis van 13 december 2001 een comparitie van partijen en veroordeelt de man bij eindvonnis van 12 maart 2003 aan de vrouw een bedrag te betalen van € 63.547,80. De rest van de vorderingen wordt afgewezen. De man gaat in hoger beroep.

Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank, wijst de vorderingen van de vrouw af en veroordeelt de vrouw in reconventie mee te werken aan de uitbetaling van het in depot gehouden bedrag aan de man. Daarvoor heeft het Hof overwogen dat niet is gebleken van een verrekeningsbeding en dat het arrest Kriek/Smit, noch de andere gronden van de vrouw haar het recht geven op een groter gedeelte van de opbrengst van het huis dan het bedrag dat zij heeft ingebracht voor de aankoop ervan. Dit heeft zij bovendien inmiddels al ontvangen. De vrouw stelt cassatie in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad vernietigt het arrest van Hof Amsterdam en verwijst het geding naar het Hof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing.