ECLI:NL:HR:2005:AT2972 (Pollepel)

HR 11 oktober 2005, NJ 2006/614 (Pollepel)
(ECLI:NL:HR:2005:AT2972)

Door Jay Irfan

Essentie

In deze zedenzaak gaat het om een verdachte die het slachtoffer heeft gedwongen een pollepel en het heft van een mes in de eigen anus te brengen en heen en weer te bewegen. Dit heeft het Gerechtshof aangemerkt als ‘verkrachting’. Onterecht, aldus ons hoogste rechtscollege.

Rechtsregel

Het dwingen van het slachtoffer om bij zichzelf een voorwerp in de anus te brengen levert geen verkrachting op, maar feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zo stelt de Hoge Raad.

Inhoud arrest

De tenlastelegging luidde als volgt:

  1. ‘dat de verdachte in de periode van 01 augustus 2002 tot en met 15 oktober 2002, te Groningen, door geweld een persoon genaamd, M.G. dos S., heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die M.G. dos S., hebbende verdachte die M.G. dos S. gedwongen het heft van een mes in diens anus te brengen en heen en weer te bewegen en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die M. G dos S heeft geslagen en geschopt en aldus voor die M.G. dos S. een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.’
  2. ‘dat de verdachte in de periode van 01 augustus 2002 tot en met 15 oktober 2002, te Groningen, door geweld een persoon genaamd, B.D., heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die B.D., hebbende verdachte die B.D. gedwongen een pollepel in diens anus te brengen en heen en weer te bewegen en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die B.D. heeft geslagen en geschopt en aldus voor die B.D. een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.’

Deze feiten werden door het Gerechtshof bewezenverklaard. In het cassatiemiddel wordt geklaagd dat het Gerechtshof een incorrecte betekenis zou hebben toegekend aan de in de bewezenverklaring gebruikte woorden ‘seksueel binnendringen van het lichaam’. Het Gerechtshof zou daarom de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten ten onrechte hebben aangemerkt als ‘verkrachting’, als bedoeld in art. 242 Sr.

Volgens het cassatiemiddel moet de term ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ krachtens de wetsgeschiedenis worden geïnterpreteerd. Deze term omvat namelijk ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking, maar in onderhavige zaak heeft het binnendringen een karakter van pure geweldpleging.

Omdat het Gerechtshof niet heeft gezegd welke maatstaf werd gehanteerd ter beantwoording van de vraag of de vastgestelde feiten als ‘seksueel binnendringen’ konden worden gekwalificeerd, is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd. Ook heeft het Gerechtshof nagelaten aan te geven of de vastgestelde feiten onder die maatstaf konden worden gebracht.

De Hoge Raad oordeelt in dezen dat de bewijsbeslissing onbegrijpelijk is opgesteld en/of blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Het middel slaagt! De uitspraak van het Gerechtshof wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Leeuwarden.