ECLI:NL:HR:2005:AR4850 (Benoeming bijzondere curator)

Benoeming bijzondere curator, 4 februari 2005
(ECLI:NL:HR:2005:AR4850)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Benoeming bijzondere curator op grond van artikel 1:250 BW bij conflicten tussen kinderen en hun wettelijk vertegenwoordigers. Kan alleen bij problemen waarvoor, als de bijzondere curator ze niet oplost, een procedure bij de rechtbank kan worden opgestart. Bij de beoordeling van het verzoek tot benoeming moet de kantonrechter de ernst van het conflict en de belangen van het kind meewegen.

Rechtsregel

Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1:250 BW blijkt dat het niet de bedoeling is geweest dat de bijzondere curator algemene opvoedingsproblemen moet oplossen, maar wel als een conflict is ontstaan over de opvoeding/verzorging tussen het kind en zijn wettelijke verzorger. Het moet dan gaan om concrete problemen die, als de curator ze niet oplost, in een rechtelijke procedure kunnen worden beslist.

Gelet op de bemiddelende rol van de curator hoeft niet doorslaggevend te zijn dat het conflict alleen met een bepaalde procedure kan worden opgelost. Een bijzonder curator kan ook nog benoemd worden als al vast staat dat een bepaalde procedure zal worden gestart, omdat het de taak is van de bijzondere curator om het kind te vertegenwoordigen in plaats van de wettelijke vertegenwoordigers. De kantonrechter moet bij de beoordeling van het verzoek de ernst van het conflict en het belang van het kind betrekken, zodat hij, als hij een bijzondere curator aanstelt, een aan de omstandigheden van het geval aangepaste taak aan de curator kan geven.

Het kind en andere belanghebbenden kunnen op grond van artikel 1:250 BW zelf een verzoek indienen tot het benoemen van een bijzondere curator, de kantonrechter kan ook ambtshalve (na een informeel verzoek van het kind) iemand benoemen.

Inhoud arrest

In deze zaak gaat het om twee kinderen (X, geboren in 1990, en Y, geboren in 1992) die door de vader zijn erkend en over wie de moeder van rechtswege het gezag heeft. Deze kinderen verblijven vanaf 1993 in een pleeggezin.

Bij beschikking van 6 maart 1996 van de rechtbank wordt de moeder ontheven uit het ouderlijk gezag en wordt de voogdij opgedragen aan de Stichting Jeugd en Gezin Noord-Holland. Bij beschikking van 19 januari 2000 ontslaat de kantonrechter deze stichting en benoemt de William Schrikker Stichting (hierna: WSS) tot voogdes.

De ouders en de oom van de kinderen en kind X dienen op 12 augustus 2002 een verzoekschrift in op grond van artikel 1:250 BW en verzoeken primair om de oom tot bijzonder curator over de kinderen te benoemen en subsidiair een onzijdig persoon als bijzonder curator over hen te benoemen. Zij dienen dit verzoek in, omdat binnen het gezin waarin de kinderen geplaatst zijn sprake is van mishandeling en geestelijke en lichamelijke verwaarlozing, waarbij beide kinderen lijken te worden geïntimideerd en met geweld bedreigd. Verder stellen zij dat, omdat het heeft plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van WSS, zij geen onderzoek zal gaan verrichten naar haar eigen falen. De WSS bestrijdt dit verzoek.

De kantonrechter benoemt bij beschikking van 16 december 2002 de oom tot bijzondere curator. WSS stelt vervolgens hoger beroep in bij het gerechtshof. Bij beschikking van 27 november 2003 vernietigt het hof de beschikking van de kantonrechter en wijst het verzoek af, omdat het inleidend verzoek niet de wettelijke grond voor benoeming van een bijzondere curator bevat. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst het geding naar het hof in Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.