ECLI:NL:HR:2004:AR2443 (Vleesmes)

HR 16 november 2004, Vleesmes
(ECLI:NL:HR:2004:AR2443)

Door Zoë de Jesus Delgado

Essentie

In onderhavige casus heeft verdachte het slachtoffer neergestoken, waardoor het slachtoffer is komen te overlijden. Verdachte doet echter een beroep op noodweer, subsidiair noodweerexces. Door het hof wordt dit noodweerberoep verworpen gelet op de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad gaat hierin mee.

Rechtsregel

Verdachte had de intentie om een confrontatie aan te gaan met het slachtoffer. Hierbij zou het gebruik van het door hem meegebrachte vleesmes niet worden gevreesd. Verdachte heeft het mes, na het zien van het vuurwapen van het slachtoffer, ook gebruikt, met een dodelijke afloop tot gevolg. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de handeling van verdachte strekte ter noodzakelijke verdediging en dat hij dus uit noodweer heeft gehandeld. Het beroep op noodweer(exces) faalt om deze reden.

Inhoud arrest

Op een nacht heeft verdachte sms-berichten ontvangen die afkomstig waren van de telefoon van zijn ex-vriendin. Uit deze berichten maakte verdachte op dat hun inmiddels drie jaar geleden verbroken relatie weer goed zou komen. Hierop heeft verdachte zijn ex gebeld. Tot zijn verbijstering kreeg hij de nieuwe vriend van zijn ex aan de telefoon, het latere slachtoffer. De nieuwe vriend van zijn ex vertelde dat hij degene was die de berichten aan verdachte had verstuurd en zei dat hij naar hem toe moest komen. Verdachte heeft toen woedend een vleesmes uit de keukenla gepakt en heeft een goede vriend, tevens taxichauffeur, gebeld met het verzoek hem naar de woning van zijn ex te brengen. Tijdens de rit was verdachte kwaad en maakte hij opmerkingen over het feit dat hij de nieuwe vriend van zijn ex zou ‘afmaken’. Zijn vriend heeft nog, tevergeefs, geprobeerd hem te kalmeren en hem ervan proberen te overtuigen niet naar de woning te gaan. Eenmaal bij de woning aangekomen heeft verdachte het vleesmes op de brievenbussen gelegd en aangebeld. Het slachtoffer had na het telefoongesprek echter een vuurwapen opgehaald ter voorbereiding op de ontmoeting met verdachte. Het slachtoffer verraste verdachte van achter op het moment dat verdachte aanbelde. Na het zien van het vuurwapen van het slachtoffer heeft verdachte zijn mes gepakt en het slachtoffer neergestoken. Hierna is een gevecht tussen beiden ontstaan, waarna het slachtoffer uiteindelijk als gevolg van meerdere steekwonden is overleden. Door verdachte wordt een beroep gedaan op noodweer, subsidiair noodweerexces.

Het hof is van mening dat de intentie van verdachte erop was gericht een confrontatie aan te gaan met het slachtoffer en dat het gebruik van een mes daarbij niet zou worden gevreesd. Dit wordt door het hof onder andere gebaseerd op de kwaadheid van verdachte na het telefoongesprek met het slachtoffer, op het feit dat verdachte met een mes op zak naar het slachtoffer op weg ging en op de gedane uitspraken tijdens de rit naar de woning. Daarnaast kon zijn vriend hem tijdens de rit niet overtuigen een ontmoeting met het slachtoffer uit de weg te gaan. Op deze manier heeft verdachte zichzelf willens en wetens in een situatie gebracht waarin een dreigende reactie van het slachtoffer kon worden voorzien. Het feit dat het slachtoffer zich inmiddels had laten bewapenen, is een omstandigheid die voor het risico van verdachte moet komen. De onverwachte wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer jegens verdachte heeft hier geen verdere invloed op. Uit deze situatie kan volgens het hof niet worden afgeleid dat de gedraging van verdachte strekte ter noodzakelijke verdediging en dat hij dus uit noodweer handelde. Daarnaast is ook geen sprake van een omstandigheid waardoor de strafbaarheid van het bewezen verklaarde kan worden uitgesloten.

Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht geoordeeld door het noodweerverweer te verwerpen en is dit ook toereikend gemotiveerd. Dit onder andere gelet op het feit dat verdachte, naar aanleiding van de gespannen situatie door het telefoontje met het slachtoffer, uit was op een confrontatie. Daarbij komt nog dat hij een groot vleesmes bij zich heeft gestoken voordat hij op weg ging naar het slachtoffer en dat hij, ondanks meerdere pogingen van zijn vriend om hem te kalmeren en van zijn plannen af te brengen, zijn plan om naar de woning te gaan tóch heeft voortgezet. Met juistheid is vastgesteld dat de intentie van verdachte erop was gericht een confrontatie aan te gaan met het slachtoffer, waarbij gebruik van het door verdachte meegebrachte mes niet zou worden gevreesd. Uiteindelijk heeft verdachte, na het zien van het vuurwapen van het slachtoffer, dit mes ook gebruikt, met een dodelijke afloop tot gevolg. Het namens verdachte ingestelde cassatiemiddel, dat klaagt over verwerping van het noodweerberoep, faalt derhalve.