ECLI:NL:HR:2004:AQ7386 (Vernietiging erkenning op verzoek verwekker)

Vernietiging erkenning op verzoek verwekker, HR 12 november 2004
(ECLI:NL:HR:2004:AQ7386)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Een verwekker kan de gegeven toestemming tot erkenning aan een ander niet vernietigen, behalve als blijkt dat de moeder die toestemming alleen gegeven heeft om de verwekker te schaden.

Rechtsregel

Sinds 1 april 1998 is het familierecht gewijzigd. Bij het verzoek om vervangende toestemming op grond van artikel 1:204, derde lid, van het BW, hoeft sinds die datum geen beroep meer te worden gedaan op misbruik van bevoegdheid. Het gaat om de afweging van de belangen van de betrokkenen; zowel het kind als de verwekker heeft er daarbij aanspraak op dat de relatie als een familierechtelijke rechtsbetrekking wordt beschouwd.

De wetgever heeft de situatie dat een andere man inmiddels het kind heeft erkend, onder ogen gezien, maar hierin geen aanleiding gezien om het wetsartikel aan te passen. Met name is beslist om de verwekker niet op te nemen in artikel 1:205, eerste lid, van het BW; de personen die een verzoek tot vernietiging van de erkenning mogen indienen. Onder het nieuwe recht is wel mogelijk dat de verwekker die vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen, maar dit niet heeft gedaan, met een beroep op misbruik van bevoegdheid door de moeder de erkenning wordt aangetast als blijkt dat de moeder dit heeft gedaan om de verwekker te schaden.

Als niet gebleken is dat de moeder iemand anders toestemming heeft gegeven om de verwekker te schaden en er dus geen sprake is van het gebruiken van een bevoegdheid met een ander doel dan waarvoor zij is verleend, heeft de wetgever blijkbaar aanvaard dat dan alleen het kind de erkenning mag vernietigen. Als de verwekker niet eerder om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, omdat hij bijvoorbeeld niet op de hoogte was van het kind, is de beoordeling ruimer.

Inhoud arrest

De moeder en de verwekker hebben in 1995 een relatie. Op 20 november 1996 wordt hun dochter M. geboren. De verwekker erkent M. niet, de moeder heeft het gezag en M. verblijft ook bij haar. Op 17 april 2001 erkent de heer W., de nieuwe partner van de moeder, M. en krijgt M. ook zijn achternaam.

De verwekker dient op 3 januari 2002 een verzoekschrift in bij de rechtbank met het verzoek de door W. gedane erkenning te vernietigen, aan hem vervangende toestemming te verlenen M. te erkennen en M. zijn achternaam te geven. De rechtbank verklaart de verwekker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De verwekker stelt hoger beroep in.

Het Hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het hoger beroep van de verwekker af. De verwekker gaat in cassatie en stelt dat de moeder meerdere keren heeft geweigerd om hem toestemming te geven tot erkenning van M. en dat de erkenning door W. niet rechtsgeldig is, omdat de moeder W. alleen toestemming heeft gegeven om hem dwars te zitten, waardoor sprake is van misbruik van recht. Verder stelt de verwekker dat hij met M. family life heeft. De moeder beroept zich op niet-ontvankelijkheid van de verwekker en subsidiair heeft zij verzocht het verzoek ongegrond te verklaren omdat de verwekker geen enkele poging heeft gedaan om M. te erkennen en dat zij geen misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om W. toestemming te geven, omdat er een hechte band is ontstaan tussen W. en M.

De Hoge Raad verwerpt hierop het beroep van de verwekker.