ECLI:NL:HR:2004:AO9549 (Vixia/Gerrits)

Vixia/Gerrits, HR 8 oktober 2004
(ECLI:NL:HR:2004:AO9549)

Door Marsha Simon

Essentie
In dit arrest komt het ontslag op staande voet aan de orde. Enkele rechtsvragen uit dit arrest zijn onder meer: wanneer is er sprake van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek? En mag een werknemer op staande voet ontslagen worden als hij de controlevoorschriften omtrent ziekteverzuim niet naleeft?

Rechtsregel
Het Hof heeft aan zijn beslissing de opvatting ten grondslag gelegd dat de enkele weigering van een werknemer de door de werkgever vastgestelde redelijke voorschriften omtrent controle bij ziekteverzuim na te leven niet een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek oplevert. Deze opvatting is juist. Voorts kan het niet naleven van de controlevoorschriften blijkens de Memorie van Toelichting van de Wet Uitbreiding Loonbetalingsverplichting tijdens Ziekte slechts worden gesanctioneerd met opschorting van de loondoorbetaling en niet met een ontslag op staande voet.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is van belang dat de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren de aard en de ernst van hetgeen de werknemer als dringende reden aanmerkt, de aard en de duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.

Inhoud arrest
Gerrits is op 9 november 1998 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Vixia. Op 20 juli 2000 is aan Gerrits een disciplinaire maatregel opgelegd, omdat hij zonder bericht van afwezigheid twee dagen niet op het werk was verschenen. Op 19 december 2000 is aan Gerrits wederom een disciplinaire maatregel opgelegd, omdat hij, nadat hij zich had ziek gemeld, bij een spoedcontrole niet thuis was. Op 30 januari 2001 heeft Gerrits zich opnieuw ziek gemeld. Gerrits had op donderdag 1 februari 2001 een spreekuurafspraak bij de bedrijfsarts van Arboned, maar hij heeft deze afspraak afgebeld.

Bij brief van 6 februari 2001 is Gerrits op staande voet ontslagen, ingevolge artikel 7: 678, lid k van het Burgerlijk Wetboek wegens het op grovelijke wijze de plichten veronachtzamen, welke de arbeidsovereenkomst oplegt. Gerrits dagvaard Vixia voor de kantonrechter en vordert een verklaring voor recht dat het gegeven ontslag op staande voet nietig is, alsmede doorbetaling van het loon. Gerrits voert daartoe primair aan dat er geen sprake is van een dringende reden in de zin van de wet. De kantonrechter heeft de vorderingen van Gerrits afgewezen. Daarop heeft Gerrits hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof ’s Hertogenbosch, en met succes.

Het Hof heeft na (gedeeltelijke) vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, het ontslag op staande voet vernietigd en de vordering tot betaling van het loon vanaf 6 februari 2001 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, toegewezen. Het Hof heeft, anders dan de kantonrechter, het ontslag op staande voet nietig geoordeeld. Het heeft daartoe overwogen dat, gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 7:629 lid 6 BW, de opgegeven ontslaggrond (grovelijk de plichten veronachtzamen door geen gehoor te geven aan het verzoek zich te laten controleren door de Arbo-arts) geen doel kan treffen, omdat er voor Gerrits geen plicht bestond om zich door die arts te laten controleren.

Daaraan heeft het Hof toegevoegd dat op de ontslagdatum de medische toestand van Gerrits zodanig was dat bij Vixia gerede twijfel moest bestaan of Gerrits zijn werkzaamheden kon hervatten en dat een beoordeling door een arts geboden was, alsmede dat niet valt uit te sluiten dat de weigerachtige houding van Gerrits haar oorzaak vond in zijn psychische gesteldheid, in combinatie met zijn alcoholprobleem en het overlijden van zijn moeder, een half jaar voordien. Het Hof oordeelde dat in die situatie Vixia van Gerrits niet, op straffe van ontslag op staande voet, kon verlangen dat deze zich liet controleren door een Arbo-arts en dat er voor Vixia geen redenen bestonden van zodanige aard dat van Vixia niet verlangd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

Vixia is tegen het arrest van het Hof tijdig in cassatie gekomen. De Hoge Raad gaat met het Hof mee en verwerpt het beroep.