ECLI:NL:HR:2003:AF8254 (Peters/Hofkens)

Hoge Raad, 12 september 2003, Peters/Hofkens
(ECLI:NL:HR:2003:AF8254)

Door Julia Mantel

Essentie

Een werkneemster verloor haar evenwicht toen zij tijdens het schoonmaken op een bureau steunde. Is de werkgever aansprakelijk op grond van art. 7:658 BW?

Rechtsregel

Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval of de in art. 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgplicht meebrengt dat een werkgever vooraf een inventarisatie van de veiligheidsrisico’s dient te maken betreffende het werk waarvoor hij zijn werknemer inzet en of de werkgever een interne regeling dient te hebben die ertoe strekt de werknemers duidelijk te maken op welke wijze in hun werk onveilige situaties vermeden kunnen en moeten worden en op welke wijze veiligheidsrisico’s moeten worden bepaald.

Inhoud arrest

Tijdens het verrichten van haar gebruikelijke schoonmaakwerkzaamheden ziet een werkneemster een koffievlek op de poot van een bureau. In een poging de vlek te verwijderen steunt zij op het bureau, maar verliest haar evenwicht. Als gevolg verwondt zij de wijsvinger van de hand waarmee ze aan het schoonmaken was. Enige tijd later mondt dit letsel uit in een posttraumatische dystrofie, een aandoening waarbij de zenuwen op de plek van het letsel beschadigd raken.

De werkneemster stelt haar werkgever aansprakelijk voor de schade. Ze voert onder meer aan dat de werkgever de in artikel 7:658 BW neergelegde zorgplicht heeft geschonden doordat in het bedrijf geen bijgewerkte en geƫvalueerde risico-inventarisatie als bedoeld in artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet aanwezig was. Deze vordering is afgewezen door de kantonrechter en de rechtbank, waarna ze is cassatie is gegaan.

De Hoge Raad benadrukt allereerst dat met artikel 7:658 lid 1 BW niet beoogd is een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Deze bepaling strekt tot het in leven roepen van een zorgplicht en verplicht de werkgever zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Het oordeel van de rechtbank dat de werkgever niet is tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht door geen instructies te geven en toezicht te houden is in dit licht niet onbegrijpelijk. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval of de in artikel 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgplicht meebrengt dat een werkgever vooraf een inventarisatie van de veiligheidsrisico’s dient te maken betreffende het werk waarvoor hij zijn werknemer inzet en of de werkgever een interne regeling dient te hebben die ertoe strekt de werknemers duidelijk te maken op welke wijze in hun werk onveilige situaties vermeden kunnen en moeten worden en op welke wijze veiligheidsrisico’s moeten worden bepaald.

Ook overweegt de Hoge Raad dat niet valt in te zien hoe het ongeluk voorkomen had kunnen worden. Al aangenomen dat het ontbreken van een bijgewerkte en geƫvalueerde risico-inventarisatie in de zin van artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet in het concrete geval een tekortkoming van de werkgever tegenover de werknemer zou inhouden, kan de werkgever immers ook in dat geval aan zijn aansprakelijkheid ontkomen door aan te tonen dat een risico-inventarisatie die aan de daaraan te stellen eisen voldeed, het ongeval niet zou hebben voorkomen.