ECLI:NL:HR:2003:AF2844 (Ghisyawan/LAN-Alyst)

Ghisyawan/LAN-Alyst, HR 24 januari 2003
(ECLI:NL:HR:2003:AF2844)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Boete- en concurrentiebeding. Detacheren van werknemers.

Rechtsregel

In een arbeidsovereenkomst is een concurrentie- en boetebeding opgenomen. De werknemer had in dit geval moeten weten dat de nieuwe baan die hij heeft aangenomen, in strijd is met zijn concurrentiebeding. Er is dus terecht een boete aan hem opgelegd.

Deze bedingen zijn geschreven onder de Arbeidsvoorzieningwet (Avw). Per 1 juli 1998 is deze wet ingetrokken en is de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) in werking getreden. Dit betekent niet dat bedingen die zijn opgesteld onder het oude recht, niet meer geldig zijn of dat geen beroep meer kan worden gedaan op de oude wet. Artikel 93 Avw is echter bedoeld als bescherming van de werknemer in zijn keuze van arbeid. Een concurrentiebeding dat in strijd is met deze bepaling, is gelet op artikel 3:40, tweede lid BW niet nietig, maar vernietigbaar. Uit de wetsgeschiedenis van de Waadi blijkt hetzelfde: een concurrentiebeding is niet altijd ontoelaatbaar, er moet alleen worden getoetst of het niet onredelijk bezwarend is.

In het oude BW (artikel 7A:1637u oud BW) is bepaald dat de bepaling dat het boetebeding de bestemming van de boete vermeldt, niet van toepassing is op het concurrentiebeding. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat met het nieuwe BW is bedoeld hierin een wijziging te brengen. Ook onder het nieuwe BW hoeft de bestemming van de boete bij overtreding van het concurrentiebeding dus niet opgenomen te zijn in het beding.

Inhoud arrest

Ghisyawan (hierna: de werknemer) krijgt per 1 december 1997 een vast contract als helpdeskmedewerker bij LAN-Alyst (hierna: de werkgever). Zijn arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding: hij mag in de 18 maanden na afloop van zijn contract niet zelfstandig of bij een ander bedrijf werk doen wat zou kunnen vallen onder het werk van de werkgever. Als hij dat wel doet, krijgt hij een boete van 2.500,- per overtreding en nog een keer dezelfde boete voor elke dag dat hij het blijft doen.

Op 20 januari 1998 sluiten de werkgever en het bedrijf Argon Consultancy B.V. (hierna: Argon) een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever gaat aan Argon automatiseringsdiensten leveren. In deze overeenkomst staat ook een concurrentieverbod, inhoudende dat Argon tijdens de opdracht en in de twaalf maanden erna geen personeel van de werkgever in dienst mag nemen, behalve met toestemming van de werkgever. Bij overtreding moet Argon een boete van 75.000 gulden betalen.

Argon sluit op haar beurt een detacheringsovereenkomst met Syntegra Netwerken B.V. (hierna: Syntegra). Ook hierin staat een concurrentieverbod gedurende de opdrachten en in de twaalf maanden na het beëindigen van de overeenkomst, behalve met toestemming van Argon.

De werknemer wordt uitgeleend aan Argon om daar te gaan werken als systeembeheerder.

Op 10 juni 1998 krijgt de werknemer toestemming om op kosten van de werkgever een opleiding te gaan volgen. De opleiding kost 9.966 gulden excl. BTW. Deze kosten moet de werknemer wel aan de werkgever terugbetalen als hij binnen een jaar na het afronden van de opleiding ergens anders gaat werken.

Syntegra biedt de werknemer een paar dagen later een dienstverband aan.

De werkgever stuurt Syntegra op 19 juni 1998 een brief, waarin staat dat het Syntegra verboden is, op grond van de overeenkomst met Argon, aan de werknemer een dienstverband aan te bieden. Argon kan de vereiste toestemming niet geven, omdat ze zelf een contract heeft met de werkgever waarin dit verboden is.

Bij brief van 8 juli 1998 geeft Argon Syntegra toestemming om de werknemer in dienst te nemen. Bij brief van dezelfde datum zegt Syntegra tegen de werkgever dat ze dus toestemming heeft en dat de werkgever bovendien geen partij is bij de overeenkomst tussen Argon en Syntegra.

Bij brief van 16 juli 1998 wijst de werkgever Argon op de boete van 75.000 gulden en sommeert haar zich aan haar verplichtingen te houden. Ze stelt Argon ook in gebreke.

Bij brief van 8 oktober 1998 laat de werknemer aan de werkgever weten dat hij wil ingaan op het aanbod van Syntegra, omdat het hem en zijn gezin ten goede komt. Hij zegt daarom zijn arbeidsovereenkomst met de werkgever per direct op.

De werkgever laat de werknemer weten dat hij tot 1 december 1998 moet blijven werken voor hem en houdt hem aan zijn concurrentiebeding van 18 maanden. Hij mag dus niet gaan werken voor Syntegra.

In een brief van 3 november 1998 feliciteert de werkgever de werknemer met de geboorte van zijn dochter. Opgeschreven is: ‘Ik wil je namens de werkgever bedanken voor je inzet en wens je veel succes bij je nieuwe werkgever.’

Bij brief van Syntegra van 18 november 1998 van Syntegra aan de werkgever verwijst Syntegra naar deze brief en bevestigt ze de toestemming van de werkgever dat de werknemer bij haar in dienst mag en bedankt ze de werkgever voor de professionele houding.

Bij brief van 18 december 1998 bevestigt de werknemer aan de werkgever dat hij per 1 januari 1999 uit dienst gaat bij de werkgever.

Bij brief van 18 januari 1999 legt de werkgever de werknemer de boete op van 2.500,- plus 2.500 per dag dat hij blijft werken voor Syntegra en vordert bovendien de studiekosten van 12.000 gulden terug. Aan Syntegra schrijft de werkgever dat ze moeten stoppen om de werknemer werk te geven. Zowel de werknemer als Syntegra reageren niet op deze brieven.

De werkgever stuurt Argon een factuur voor 102.225,- gulden voor de overgang van de werknemer naar Syntegra. Argon weigert deze te betalen en verzoekt de werkgever de factuur aan Syntegra te sturen.

De werknemer dagvaardt de werknemer op 3 mei 1999 en vordert betaling van 100.000,- aan boete en 12.000,- aan studiekosten, beide vermeerderd met wettelijke rente. De werkgever vordert ook om de werknemer te veroordelen in de kosten van het geding.