ECLI:NL:HR:2002:AE0659 (Bramer/Hofman Beheer)

Bramer/Hofman Beheer-arrest, HR 14-06-2002, NJ 2003
(ECLI:NL:HR:2002:AE0659)

Door Austin Ellinor

Essentie
Het arrest Bramer/Hofman Beheer gaat over algemene voorwaarden, in relatie met redelijkheid en billijkheid. In casu draait het om de vraag of algemene voorwaarden zowel onredelijk bezwarend als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht kunnen worden.

Rechtsregel
De rechtsgevolgen van art. 6:233 sub a BW (onredelijke bezwarende bedingen) en van art. 6:248 lid 2 BW (beperkende werking redelijkheid en billijkheid) met betrekking tot een feitencomplex kunnen niet naast elkaar worden ingeroepen. Dit betekent echter niet dat er afgeweken moet worden van het algemene uitgangspunt: indien verschillende bepalingen van toepassing zijn en cumulatie niet mogelijk is, mag de gerechtigde kiezen welke rechtsgevolgen er worden ingeroepen of op welke rechtsgrond het gebaseerd moet worden.

In andere woorden, een beroep op onredelijke bezwaren van algemene voorwaarden staat niet een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid in de weg. Er mag dan gekozen worden tussen deze bepalingen. Ze kunnen echter niet naast elkaar worden gebruikt.

Inhoud arrest
Hofman Beheer spreekt met Bramer af dat Bramer een nog te bouwen panelenpers gaat leveren. De betaling hiervan zal in gedeeltes geschieden. Nadat de pers is geleverd, verhuurt Hofman de pers aan Colpro. Vervolgens brengt Bramer bij Hofman en Colpro, naast de overeengekomen prijs, ook nog een extra bedrag in rekening (voor het meerwerk). Colpro betaalt een deel van de verschuldigde betaling niet. Wanneer de pers opeens een storing vertoont, stelt Hofman Bramer in gebreke. Bramer wil de storing niet oplossen en beroept zich op een opschortingsrecht, met een verwijzing naar zijn algemene voorwaarden. Bramer wil de storing pas oplossen nadat Colpro de openstaande rekeningen heeft betaald. In de algemene voorwaarden stond namelijk dat Bramer geen garantieplicht meer heeft zodra de tegenpartij verzaakt om te betalen. Colpro wil het te betalen bedrag verrekenen met de schade die is geleden door de storing van de pers. Ook beroept Colpro zich op een opschortingsrecht. Bramer beroept zich op zijn algemene voorwaarden. Volgens Bramer mag Colpro helemaal niet de kosten verrekenen en zich ook niet beroepen op het opschortingsrecht.

Volgens het hof is het beroep van Bramer dat hij de storing niet hoeft te verhelpen omdat nog niet alles betaald is, naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Er was namelijk sprake van een incorrecte aflevering van de pers.

In casu zijn er twee artikelen van belang, namelijk art. 6:233 sub a BW en art. 6:248 lid 2 BW. De rechtsgevolgen van deze artikelen zijn anders. Deze leiden respectievelijk tot nietigheid en niet van toepassing verklaring van het beding. De rechtsgevolgen van deze artikelen mogen niet tegelijk worden ingeroepen (dus geen cumulatie). Het is aan de gerechtigde om een keuze te maken tussen de twee rechtsgevolgen.

Het volledige oordeel van de Hoge Raad was als volgt:
“Naar luid van art. 6:233, aanhef en onder a, BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Aldus wordt aan consumenten en ‘kleine ondernemers’ een bijzondere bescherming geboden tegen het gebruik van onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden. Daarnaast geldt de algemene regel van art. 6:248 lid 2 BW dat een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtsgevolgen van deze bepalingen zullen met betrekking tot één feitencomplex niet naast elkaar kunnen worden ingeroepen (geen cumulatie). Niet valt evenwel in te zien op welke grond hier afgeweken zou moeten worden van het algemeen geldende uitgangspunt dat, indien verschillende bepalingen voor toepassing op één feitencomplex in aanmerking komen en cumulatie niet mogelijk is, aan de gerechtigde de keuze is welke rechtsgevolgen hij wenst in te roepen of op welke rechtsgrond hij zich wenst te baseren. Nu de regeling van Titel 5, Afdeling 3, Algemene voorwaarden, ertoe strekt de positie van de wederpartij van een gebruiker van algemene voorwaarden te versterken, zou aan die strekking worden tekort gedaan indien de wederpartij zou zijn verstoken van een beroep op art. 6:248 lid 2. Ook het verschil in rechtsgevolgen — enerzijds nietigheid en anderzijds het niet van toepassing zijn van het beding — staat aan de hiervoor bedoelde keuzemogelijkheid niet in de weg, nu dit verschil voor de gebruiker van de algemene voorwaarden niet tot een onaanvaardbaar resultaat leidt.