ECLI:NL:HR:2002:AD8488 (Falconsarrest)

HR Falconsarrest, HR 22 november 2002
(ECLI:NL:HR:2002:AD8488)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
In dit standaardarrest geeft de Hoge Raad op een overzichtelijke manier regels voor hoe omgegaan moet worden met de deelnemingsvrijstelling wanneer callopties of putopties op aandelen uitgegeven worden.

Rechtsregel
Indien het belang bij een aandeel wordt opgesplitst, bijvoorbeeld door het schrijven van een optie, dan strookt het met de strekking van de deelnemingsvrijstelling om op zowel het aandeel als op de optie de deelnemingsvrijstelling toe te passen. De deelnemingsvrijstelling geldt dan voor alle voor- en nadelen met betrekking tot het aandeel.

Inhoud arrest
In dit voor de vennootschapsbelasting belangrijke standaardarrest geeft de Hoge Raad op een overzichtelijke manier regels voor hoe omgegaan moet worden met de deelnemingsvrijstelling wanneer callopties of putopties op deze aandelen uitgegeven worden. Kort gezegd geven callopties het recht om aandelen tegen een vooraf vastgestelde prijs te kopen, terwijl putopties het recht geven om aandelen tegen een vooraf vastgestelde prijs te verkopen. Voor dit recht om te kopen, respectievelijk te verkopen, moet een premie betaald worden: de prijs van de opties. De opties hebben vervolgens een (vooraf vastgestelde) uitoefenprijs. Omdat de feiten in dit arrest van ondergeschikt belang zijn, zal ik die niet weergeven.

De Hoge Raad oordeelt dat door het schrijven van een calloptie op aandelen het belang bij die aandelen wordt opgesplitst. Het strookt dan met de doelstelling van de deelnemingsvrijstelling om deze zowel op het aandeel als op de prijs van de optie toe te passen, zodat geen enkele winst dubbel belast wordt. De premie die voor een calloptie wordt ontvangen, valt dus onder de deelnemingsvrijstelling. Ook de uitoefenprijs die vervolgens betaald wordt wanneer de houder van de optie deze optie uitoefent, valt onder de deelnemingsvrijstelling.

Het omgekeerde geldt voor een putoptie. Hier is het de houder van de aandelen die een premie moet betalen (hij verkrijgt immers het recht om de aandelen later te verkopen). De betaalde premie zal niet aftrekbaar zijn, want deze valt onder de deelnemingsvrijstelling. Ook zal de uitoefenprijs van de optie onder de deelnemingsvrijstelling vallen en dus niet aftrekbaar zijn.

Naast de bovenstaande hoofdregel, geeft de Hoge Raad nog verdere richtlijnen. Bij de verkrijger van de aandelen geldt dat als verkrijgingsprijs de uitoefenprijs zal gelden. In het geval van een calloptie wordt deze prijs vermeerderd, en in het geval van een putoptie verminderd, met de voor de optie betaalde premie.

Als de optie niet (volledig) wordt uitgeoefend, valt het resultaat op die optie ook onder de deelnemingsvrijstelling. Hetzelfde geldt wanneer het calloptierecht of de putoptieverplichting wordt vervreemd, respectievelijk overgedragen, aan een derde.

Voor verdere verdieping wordt verwezen naar de noot van R.J. de Vries bij dit arrest (BNB 2003/34), waaraan ook de hierboven beschreven rechtsregel (geparafraseerd) ontleend is.