ECLI:NL:HR:2002:AD8186 (ABN Amro/Malhi)

ABN Amro/Malhi, HR 5 april 2002
(ECLI:NL:HR:2002:AD8186)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Het antwoord op de vraag of de inleenovereenkomst stilzwijgend is gewijzigd in een arbeidsovereenkomst is afhankelijk van wat partijen aan elkaar hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden (Haviltex-criterium).

Rechtsregel

De vraag is of partijen, hier dus Malhi en ABN Amro, zich aan elkaar verbonden hebben. De rechtbank heeft hiervoor gekeken naar de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden, maar volgens de Hoge Raad is dat alleen van toepassing als er al sprake is van een overeenkomst en het de vraag is wat voor soort overeenkomst het is. In deze zaak gaat het om iets anders, namelijk of, en zo ja, wanneer een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen nu er zonder duidelijke afspraken andere werkzaamheden worden gedaan. Niet is gebleken dat de arbeidsovereenkomst tussen Malhi en De Gast is geëindigd of dat ABN Amro Malhi als werknemer overneemt. Malhi heeft voor het einde van zijn werkzaamheden bij ABN Amro ook niet aangekondigd dat hij zich een werknemer van de bank voelt; hij is juist werkbriefjes voor De Gast blijven invullen en De Gast betaalde ook het loon. Dit declareerde De Gast weer bij ABN Amro. Hierdoor is de gezagsverhouding tussen ABN Amro en Malhi niet voldoende om vast te stellen dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.

Het kan ook zo zijn dat er sprake is van een verlengde inleenverhouding. De rechtszekerheid weegt in dit geval zwaarder dan een stilzwijgende vervanging van de inleenovereenkomst tot een arbeidsovereenkomst. Daarbij betrekt de Hoge Raad dat het voor niemand van de partijen duidelijk is wanneer deze arbeidsovereenkomst dan zou zijn aangegaan. Ook de andere omstandigheden die de rechtbank noemt, zoals dat het loon van Malhi hetzelfde is als de bankmedewerkers en dat het werk wezenlijk verschilt van schoonmaakwerk, maken niet dat er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen Malhi en ABN Amro. Het antwoord op de vraag of ABN Amro en Malhi zich aan elkaar verbonden hebben, is afhankelijk van hetgeen zij naar elkaar hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden.

Inhoud arrest

Malhi gaat per 31 januari 1990 voor 40 uur per week werken bij De Gast Schoonmaakbedrijven BV in Amsterdam (De Gast) en wordt schoonmaker in de kantoren van ABN Amro.

Later in 1990 vraagt ABN Amro Malhi, via De Gast, om te gaan werken als chauffeur met als taak het uitleveren van computers bij diverse kantoren van ABN Amro. Malhi neemt dit aanbod aan. Later zijn zijn taken uitgebreid en moet hij de computers ook installeren in verschillende kantoren van de ABN Amro.

In 1992 krijgt Malhi weer een andere functie binnen ABN Amro; hij gaat werken op de afdeling kantoormachines. Daar moet hij het meldpunt beheren en kleine storingen verhelpen. Hiervoor krijgt Malhi een werkinstructie.

Op voorstel van ABN Amro krijgt Malhi vanaf november 1993 een salarisverhoging naar loongroep 4 van de cao voor het bankbedrijf. Hierdoor wordt hij hetzelfde betaald als de andere medewerkers van de bank die hetzelfde werk doen, maar hij verdient hierdoor ook meer dan de schoonmakers bij ABN Amro. Zijn salaris is hoger dan de hoogste cao-schaal in de cao voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.

In november 1994 verplaatst de afdeling kantoormachines naar de afdeling bedrijfstelefonie. Hier valt Malhi dan ook onder. In dezelfde maand zegt ABN Amro tegen De Gast dat de werkzaamheden van Malhi per 1 juli 1995 vervallen. Een maand later vertelt ABN Amro aan Malhi dat zijn werkzaamheden gedurende zes maanden zullen worden afgebouwd omdat er eigen werknemers zijn van de bank die het werk kunnen doen. Zij zullen het werk van Malhi dus overnemen.

Bij brieven van 22 maart 1995 en 6 juni 1995 stelt de advocaat van Malhi dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan tussen Malhi en ABN Amro. Hij verzoekt om handhaving van de functie, in ieder geval tot de kantonrechter heeft geoordeeld of er een arbeidsovereenkomst is ontstaan.

ABN Amro stelt dat er geen arbeidsovereenkomst is ontstaan en dat zij Malhi niet voor zolang de procedure bij de rechtbank loopt wil laten werken. Zijn werkzaamheden worden beëindigd per 1 juli 1995. Per die datum werkt Malhi weer als schoonmaker voor De Gast.

Malhi dagvaart ABN Amro voor de kantonrechter en vordert te verklaren voor recht dat per 1 januari 1991 een arbeidsovereenkomst is ontstaan, dat het gegeven ontslag nietig is en dat op de arbeidsovereenkomst de cao voor het bankbedrijf van toepassing is. Verder vraagt Malhi de kantonrechter om ABN Amro te veroordelen tot betaling van alles wat aan hem verschuldigd is op grond van deze cao. ABN Amro dient een verweerschrift in.

De kantonrechter verklaart bij vonnis van 13 oktober 1998 voor recht dat tussen partijen per 1 januari 1993 een arbeidsovereenkomst is ontstaan, dat het ontslag nietig is en dat op de arbeidsovereenkomst de cao voor het bankbedrijf van toepassing is. Als gevolg hiervan veroordeelt de kantonrechter ABN Amro tot een betaling van 8726,26 gulden aan Malhi. Tegen dit vonnis gaat ABN Amro in hoger beroep bij de rechtbank. De rechtbank bekrachtigt bij vonnis van 23 augustus 2000 het vonnis van de kantonrechter. ABN Amro gaat in cassatie.

De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en verwijst het geding voor verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof. Verder veroordeelt de Hoge Raad Malhi in de proceskosten.