ECLI:NL:HR:2001:AB1472 (Bacchus)

HR 8 mei 2001, NJ 2001, 480; JOL 2001, 327 (Café Bacchus)
(ECLI:NL:HR:2001:AB1472)

Door Jay Irfan

Essentie

Dit arrest van de Hoge Raad gaat over de voorwaardelijke opzet van een medepleger. Twee verdachten (broers) raken betrokken bij een schietpartij. Verdachte 1 is degene die vier mensen neerschiet. Verdachte 2 staat er eigenlijk alleen maar bij. Verdachte 2 wordt vervolgens het medeplegen van doodslag ten laste gelegd, terwijl hij zelf niet heeft geschoten.

Rechtsregel

De vraag die beantwoord moest worden, is de volgende: “Is verdachte 2 schuldig aan het medeplegen van doodslag, ondanks het feit dat hij zelf niet heeft geschoten maar wel aanwezig was bij het plegen van het misdrijf? “ Ja, zei de Hoge Raad. “ Medeplegen kan worden aangenomen, indien er sprake is van een gezamenlijk voornemen en een gezamenlijke poging tot het plegen van een misdrijf. Van voorwaardelijk opzet is sprake indien iemand de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat er door zijn handelen ook andere gevolgen zouden kunnen intreden.“

arrest Bacchus

Inhoud arrest

Twee broers en hun zwager worden uit café Bacchus gezet, omdat ze ruzie maken en overlast veroorzaken. Eén van de broers roept hierna: “ Ik maak jullie allemaal af! “ of woorden van gelijke strekking. Deze broer bezit een pistool en gaat naar huis om dit op te halen. De andere broer pakt vervolgens het pistool af, omdat hij bang is voor eventuele gevolgen. Terug bij het café wordt hen de toegang ontzegd. De broers proberen het café binnen te dringen met het nodige verbaal- en fysiek geweld. Wanneer het ook op deze manier niet lukt om binnen te komen, worden de broers woedend. Op het moment dat de broer met het pistool de portier het café in ziet lopen, aarzelt hij niet en lost maar liefst zeven schoten. Hierdoor komen twee vrouwen te overlijden en raakt een andere vrouw zwaargewond.

Het drietal wordt ten laste gelegd dat zij ’tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk iemand van het leven hebben beroofd’, namelijk de twee voornoemde vrouwen en poging daartoe bij de derde vrouw. De broer die geen schoten heeft gelost, betoogt dat bij hem geen sprake is van medeplegen of opzet omdat hij zelf niet heeft geschoten. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt het volgende: “Ter uitvoering van het plan Bacchus (weer) binnen te komen hebben verdachte, zijn broer en diens zwager tezamen heftig verbaal en lichamelijk geweld ontwikkeld, hoewel zij bemerkten dat de portiers die zij aan de andere kant van de buitendeur wisten, hen de toegang beletten, en die portiers uitgedaagd hen binnen te laten. Door aldus te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn broer hun gemeenschappelijk verlangen Bacchus binnen te komen kracht bij zou zetten door te schieten ().“

In cassatie overweegt de Hoge Raad:

“4.4. Die overwegingen moeten, in onderlinge samenhang beschouwd, aldus worden verstaan dat tussen de verdachte en diens mededader van een zodanige bewuste en nauwkeurige samenwerking sprake was dat zij de feiten tezamen en in vereniging hebben gepleegd, meer in het bijzonder dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte was gericht op het gebruik van het vuurwapen door zijn mededader en op de levensberoving van de slachtoffers. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is, mede gelet op de door het Hof vastgestelde gang van zaken voorafgaande aan het schieten en de actieve rol van de verdachte daarbij.“

“(…) 8.3. Verdachte [heeft] er van moeten uitgaan dat de broer van verdachte het pistool nog bij zich had toen verdachte, zijn broer en diens zwager bij Bacchus aankwamen en daar (weer) naar binnen wilden. 8.4. Ter uitvoering van het plan Bacchus (weer) binnen te komen hebben verdachte, zijn broer en diens zwager tezamen heftig verbaal en lichamelijk geweld ontwikkeld, hoewel zij bemerkten dat de portiers die zij aan de andere kant van de buitendeur van Bacchus wisten, hen de toegang beletten, en die portiers uitgedaagd hen binnen te laten. Door aldus te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn broer hun gemeenschappelijk verlangen Bacchus binnen te komen kracht zou bij zetten door te schieten op de portier die deze door het ruitje in de deur van Bacchus zag. Voorts heeft verdachte zich tijdens voornoemd aan het schieten voorafgaand geweld op geen enkele wijze van dat geweld gedistantieerd, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is geweest. 8.5. Gelet op het voorafgaande heeft de verdachte te gelden als mededader van het afvuren van de kogels door de broer van de verdachte. 8.6. (…) het was (…) te verwachten dat zich achter de buitendeur ook andere personen zouden kunnen bevinden dan een of meer portiers. Daardoor hebben verdachte en zijn broer willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen dat de afgevuurde schoten die andere personen zouden kunnen raken en dat die andere personen daarbij gedood zouden kunnen worden (…).”