Enkhuizer Doodslag arrest, HR 23 januari 2001
(NJ 2001, 327)
Door Austin Ellinor
Essentie
Het arrest Enkhuizer Doodslag gaat over doodslag in het verkeer op basis van de kwalificatie voorwaardelijk opzet. In casu is doodslag (art. 287 Sr) vergeleken met dood door schuld. In het bijzonder is er gekeken of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.
Rechtsregel
Er is sprake van (voorwaardelijke) opzet als er iets gebeurt waarvan je wist dat er een grote kans op was en je deze kans bewust hebt aanvaard.
Inhoud arrest
Verdachte, een automobilist, had veel te veel gedronken. Hij kwam tijdens het rijden een politiecontrole tegen en probeerde hieraan te ontkomen. Hij probeerde te vluchten en reed met hoge snelheid en gedoofde lichten door de bebouwde kom. Daarbij reed hij drie fietsers aan, waarvan twee kwamen te overlijden. Verdachte verklaarde dat hij zich koste wat kost aan de politie wilde onttrekken. Zijn opzet was dus niet gericht op het doden van de fietsers, maar door zijn gedrag aanvaardde hij wel de aanmerkelijke kans dat het zo zou aflopen.
Het Hof stelt dat de verdachte “minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn rijgedrag de dood van de voormelde fietsers zou veroorzaken.” Het Hof acht derhalve opzet op de dood bewezen. Verdachte wordt door het Hof veroordeeld tot 7 jaar celstraf wegens doodslag en poging tot doodslag.
De Hoge Raad oordeelde over de kwalificatie voorwaardelijke opzet als volgt:
“3.3 Het oordeel van het Hof dat de verdachte onder de omstandigheden als vermeld in de gebezigde bewijsmiddelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn rijgedrag de dood van de in de bewezenverklaring genoemde fietsers zou veroorzaken, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is toereikend gemotiveerd.”
In casu werd de dodelijke aanrijding van verdachte vervolgd als doodslag (art. 287 Sr) op basis van voorwaardelijk opzet. Dit betekent dat er een zwaardere sanctie mogelijk is voor verdachte, vergeleken met het gewoonlijke dood door schuld (art. 307 Sr en art. 6 WVW). Volgens de Hoge Raad is er inderdaad sprake van voorwaardelijke opzet. Het cassatie beroep wordt verworpen.