ECLI:NL:HR:2000:AA8369 (Unilever/Dikmans)

Unilever/Dikmans, HR 17 november 2000
(ECLI:NL:HR:2000:AA8369)

Door Julia Verschoor

Essentie
Aan art. 7:658 BW komt onmiddellijke werking toe. De werkgever dient bij betwisting van stellingen van de werknemer in het algemeen omstandigheden aan te geven die meer in haar sfeer dan in de sfeer werknemer liggen. Een onjuiste opvatting is dat de werkgever pas hoeft te stellen en te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht had voldaan indien de werknemer causaal verband voldoende stelt en bewijst. Tevens wordt de omkeringsregel voor bewijsvoering van causaal verband toegepast.

Rechtsregel
Van een werkgever die op art. 7:658 lid 2 BW wordt aangesproken door een werknemer, die gemotiveerd stelt dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en tevens hoe deze schade is ontstaan, mag in het kader van de betwisting van de stellingen van de werknemer worden gevergd dat hij in het algemeen de omstandigheden aangeeft die in zijn ‘domein’ liggen. Daarnaast wordt de omkeringsregel toegepast. Wanneer een werknemer bij zijn werk is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen, moet het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten (de redelijkerwijs noodzakelijke) veiligheidsmaatregelen te treffen zodat de werkgever dient aan te geven of en zo ja welke maatregelen zijn getroffen.

Inhoud arrest
Verweerder is op 11 mei 1964 bij (de rechtsvoorganger van) Unilever in dienst getreden, waar hij researchwerkzaamheden verrichtte. Hier heeft hij 20 jaar lang op verschillende afdelingen gewerkt. Gedurende de laatste jaren dat hij werkzaam was bij Unilever is verweerder diverse malen ziek geweest. Uiteindelijk is hij op 24 augustus 1984 in het ziekenhuis opgenomen. Nadien heeft hij niet meer voor Unilever gewerkt en ontvangt hij een volledige WAO-uitkering.

In de jaren tachtig heeft verweerder diverse medische onderzoeken en drie neusoperaties ondergaan. Zo is hij onder behandeling geweest en onderzocht door dertien artsen. Enkelen van hen leggen een (mogelijk) verband tussen de aandoeningen van verweerder en de door hem verrichte werkzaamheden. Uit de medische literatuur zijn aandoeningen bekend als gevolg van het omgaan met oplosmiddelen en nikkel(zouten). Verweerder heeft daarom besloten om Unilever op 9 december 1986 te dagvaarden op de voet van art. 7A:1638x (oud) BW, waarbij hij een veroordeling tot vergoeding van materiële- en immateriële schade, nader op te maken bij staat, vordert.

De rechtbank wijst de vordering af, omdat verweerder niet exact aangeeft met welke stoffen hij precies heeft gewerkt, in welke ruimte dit was, hoe lang hij hiermee in aanraking is gekomen, in welke mate en waarom hij in aanraking kwam met die stoffen. Tevens stelt de rechtbank dat verweerder niet aangeeft welke aandoeningen hij door welke stoffen opgelopen heeft en dat er voldoende causaal verband hiertussen is.

De Hoge Raad ziet dit als een onjuiste rechtsopvatting omtrent de stelplicht en de bewijslast. Aan art. 7:658 BW komt namelijk een onmiddellijke werking toe.
Van een werkgever die op art. 7:658 lid 2 BW wordt aangesproken, door een werknemer die gemotiveerd stelt dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en tevens hoe deze schade is ontstaan, mag in het kader van de betwisting van de stellingen van de werknemer worden gevergd dat hij in het algemeen de omstandigheden aangeeft die in zijn ‘domein’ liggen. Wanneer een werknemer bij zijn werk is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen, moet het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten (de redelijkerwijs noodzakelijke) veiligheidsmaatregelen te treffen zodat de werkgever dient aan te geven of en zo ja welke maatregelen zijn getroffen. Een onjuiste opvatting is dat de werkgever pas dat hoeft te stellen en te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht had voldaan indien de werknemer causaal verband voldoende stelt en bewijst.

De Hoge Raad verwerpt het beroep, vernietigt het vonnis van de rechtbank en verwijst het geding naar het Hof voor verdere behandeling en beslissing.