Zeulende zusjes, HR 12 mei 2000 (ook bekend als ‘Monique & Wendy’)
(ECLI:NL:HR:2000:AA5784)
Door Julia Verschoor
Essentie
In dit arrest staat centraal of een bepaalde gedraging onrechtmatig is of dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Niet alleen de enkele mogelijkheid dat er een ongeval kan plaatsvinden, maakt dat gedrag onrechtmatig. Het gedrag is alleen onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval zo groot is, dat de dader zich van dit gedrag had behoren te onthouden.
Rechtsregel
Om aanspraak te maken op een schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) moet er sprake zijn van dusdanig onrechtmatig gedrag, dat de dader zich hiervan had moeten onthouden. Het gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig, indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. De feitelijke toedracht brengt met zich mee dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Inhoud arrest
Wendy helpt haar zus Monique met het verhuizen van haar spullen naar een nieuwe woning. Samen tillen zij een kast vanuit de berging naar de woning. Om de kast door de deur te draaien draait Monique de kast horizontaal waardoor zij haar evenwicht verliest. Hierdoor glipt de kast uit beide handen en loopt Wendy ernstig letsel op (amputatie rechteronderarm). Wendy stelt Monique op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk.
In hoger beroep oordeelt het Hof dat Monique onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Zij heeft namelijk het reƫle gevaar in het leven geroepen dat een van hen de kast zou kunnen laten vallen en hieraan letsel zou kunnen overhouden. Het Hof is uitgegaan van een onjuiste maatstaf. De enkele kans dat een bepaald gedrag gevaar zou kunnen veroorzaken, maakt dit gedrag niet per definitie onrechtmatig. Zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig als het gevolg van het gedrag zo groot en waarschijnlijk is, dat de dader zich van dit gedrag had moeten onthouden[1]. In cassatie wordt daarom geoordeeld dat hier slechts sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en de vordering van Wendy wordt afgewezen.
[1] HR 9 december 1994, NJ 1996, 403 (Zwiepende tak)