ECLI:NL:HR:1998:ZD0917 (Schoenmakersverweer)

Hoge Raad 27 januari 1998, Schoenmakersverweer
(ECLI:NL:HR:1998:ZD0917)

Essentie

Door dit arrest is het zogenoemde schoenmakersverweer ontstaan. Met dit verweer wordt de deskundigheid van de persoon in zijn hoedanigheid als deskundige betwist.

Rechtsregel

De rechter moet de verwerping van een schoenmakersverweer met redenen omkleden. Daarbij moet beoordeeld zijn in hoeverre de deskundigheid zich uitstrekt tot het uitgevoerde onderzoek. Indien het onderzoek zich toereikend uitstrekt, dient gekeken te worden naar de methode die de deskundige heeft gebruikt en waarom die methode betrouwbaar wordt geacht. Ook dient beoordeeld te worden in hoeverre de deskundige in staat is die methode vakkundig toe te passen.

Inhoud arrest

Het hof heeft verdachte veroordeeld voor doodslag, meermalen gepleegd. Deze veroordeling wordt mede gebaseerd op een deskundigenrapport van een persoon die de functie orthopedisch voet- en schoentechniker uitoefent. Op de plaats delict waren schoensporen aangetroffen die zijn onderzocht door de deskundige. De conclusie van het deskundigenrapport luidt dat de deskundige zoveel overeenkomsten heeft aangetroffen dat uitgesloten is dat iemand anders dan de verdachte die sporen heeft gezet.

In hoger beroep heeft de verdediging de deskundigheid van de schoenmaker betwist en gesteld dat de deskundige als orthopedisch schoenmaker niet voldoende deskundig zou zijn om uitspraken te kunnen doen over de aangetroffen schoensporen. Het hof heeft dit verweer verworpen met het oordeel dat de deskundige ten aanzien van de door hem onderzochte schoensporen met de nodige deskundigheid zijn expertise heeft gegeven gelet op wat zijn wetenschap hem leert over datgene wat aan zijn oordeel is onderworpen.

In cassatie oordeelt de HR dat het hof de verwerping van het verweer ontoereikend heeft gemotiveerd. Het hof heeft in het oordeel wel genoemd dat de deskundige sinds 1988 dagelijks als orthopedisch schoenmaker werkzaam is en daartoe ook een opleiding heeft gevolgd, waarbij de deskundige heeft aangetoond dat hij jaarlijks ongeveer vierhonderd mensen aan orthopedisch schoeisel helpt. Echter, het oordeel van het hof laat niet zien dat het hof onderzocht heeft of de deskundigheid zich uitstrekt tot het onderzoek aan en de analyse van schoensporen en indien dat het geval is, volgens welke methode de deskundige het onderzoek dan heeft uitgevoerd, evenals waarom hij die methode betrouwbaar acht en in hoeverre de deskundige in staat is die methode vakkundig toe te passen. Het cassatiemiddel slaagt.