ECLI:NL:HR:1996:ZC2142 (Pollemans/Hoondert)

Pollemans/Hoondert, HR 20 september 2009
(ECLI:NL:HR:1996:ZC2142)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Er is geen sprake van bewuste roekeloosheid van de werknemer bij een arbeidsongeval indien hij zich niet bewust is van het roekeloos karakter van de betreffende gedraging.

Rechtsregel

Van bewust roekeloos handelen van de werknemer is pas sprake, indien deze zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is. In deze zaak was dat niet zo, ondanks de waarschuwingen van de werkgever. Hierbij is meegenomen dat als je langer hetzelfde werk verricht dit tot verminderde voorzichtigheid in het voorkomen van ongelukken kan leiden.

Tevens moet er een causaal verband bestaan tussen het ongeval en het tekortschieten van de werkgever in het treffen van voldoende veiligheidsmaatregelen, tenzij de werkgever aantoont dat de veiligheidsmaatregelen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd, het ongeval niet zouden hebben voorkomen.

De werknemer krijgt geen schadevergoeding als het ongeval voornamelijk aan zijn bewuste roekeloosheid is te wijten. Daarvan is alleen sprake als de gedragingen van de werknemer een zodanige opzet of bewuste roekeloosheid oplevert, dat het tekortschieten van de werkgever erbij in het niet valt.

pollemans-hoondert

Inhoud arrest

Pollemans is in 1980 in dienst gegaan bij Hoondert. In april 1991 is hij ingezet op de opdracht om een bedrijfshal op te bouwen in Middelburg. Tijdens die werkzaamheden is Pollemans op 16 april 1991 bij het leggen van golfplaten op het dak door een deel van het dak van grote hoogte naar beneden gevallen. Daarbij heeft hij ernstig letsel opgelopen, dat wellicht levenslange gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft.

Pollemans heeft Hoondert gedagvaard en vergoeding van de door hem als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade gevorderd en daarnaast de betaling van een voorschot van 100.000 gulden. Daaraan heeft Pollemans ten grondslag gelegd dat Hoondert geen, dan wel onvoldoende veiligheidsvoorzieningen had getroffen, onvoldoende toezicht had gehouden en het personeel onvoldoende had geïnstrueerd. Hoondert heeft dit betwist en aangevoerd dat Pollemans in strijd met de instructies op een deel van het dak stond waar geen bescherming aanwezig was en waar hij ook niet hoefde te komen.

De kantonrechter heeft geoordeeld, dat de beveiliging van het dak vrij primitief is geweest, maar dat geen oordeel gegeven hoefde te worden over de vraag of Hoondert voldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen nu uit getuigenverhoren is gebleken dat er geen causaal verband bestaat tussen de veiligheidsmaatregelen en het ongeval. Pollemans is door het dak gezakt op een plaats waar de dakplaten al waren gelegd en Pollemans voor zijn werk niet hoefde te zijn. Bovendien is voor de aanvang van de werkzaamheden en vrijwel daarna overleg geweest over de manier van werken en is hem door verschillende collega’s op het hart gedrukt om op de steigerdelen te blijven. Er zijn dan ook voldoende aanwijzingen gegeven, waardoor Hoondert geen verwijt treft. De gevolgtrekking ligt voor de hand dat Pollemans door het in de wind slaan van de instructies roekeloos heeft gehandeld en daardoor hem grove schuld kan worden verweten.

De rechtbank is het eens met de kantonrechter en is van mening dat Pollemans bewuste roekeloosheid te verwijten is. Hierdoor kan hij niet met recht aanspraak maken op een vergoeding van zijn schade door Hoondert. Pollemans heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, de zaak doorverwezen naar het Hof in Den Haag ter verdere behandeling en beslissing en Hoondert veroordeeld in de proceskosten.