ECLI:NL:HR:1996:AD2542 (Alimentatie verwekker)

Alimentatie verwekker, HR 26 april 1996
(ECLI:NL:HR:1996:AD2542)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Alimentatie kan alleen gevraagd worden aan wettige ouders, behalve wanneer er sprake is van familie- en gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM met de biologische vader.

Rechtsregel

Op grond van artikel 1:394 lid 1 BW kan een kind alleen alimentatie krijgen van zijn wettige ouders. Hij kan dus geen alimentatie krijgen van zijn biologische vader als hij al een andere wettelijke vader heeft. Deze regel wordt doorbroken als sprake is van een familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Deze doorbreking is vooral aan de orde als de wettelijke vader niet kan voorzien in het levensonderhoud van het kind of dat niet kan worden afgedwongen of niet van de moeder verwacht kan worden dat ze de wettige vader hierop aanspreekt.

Inhoud arrest

De moeder en de heer J. trouwen op 3 mei 1988. Op 14 september 1989 wordt het echtscheidingsvonnis inschreven in de registers. De moeder en de heer J. blijven een relatie houden tot in 1992 en zijn volgens de moeder tot mei 1990 blijven samenwonen.

Op 18 oktober 1989 gaat de moeder met de heer M. een schijnhuwelijk aan waardoor hij een verblijfsvergunning krijgt. De moeder was toen al een aantal maanden zwanger. De moeder en M. wonen niet samen.

Op 29 januari 1990 bevalt de moeder van haar kind. De heer J. is de biologische vader. De Officier van Justitie laat de geboorteakte wijzigen. Als vader wordt opgenomen de heer M., omdat hij met de moeder samenwoont. Op 7 mei 1991 wordt de echtscheiding tussen de moeder en M. uitgesproken.

De heer M. heeft het vaderschap van het kind niet ontkend en de moeder ook niet. In november 1994 krijgt het kind de achternaam van de moeder.

De moeder verzoekt de rechtbank te bepalen dat de heer J. per 1 september 1994 alimentatie voor zijn kind dient te betalen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat het kind de heer M. als wettige vader heeft en de heer J. niet is aan te merken als stiefvader. Artikel 8 van het EVRM bepaalt dat geen onderhoudsplicht in het leven geroepen kan worden dat niet op een wetsbepaling te baseren is.

De moeder gaat in hoger beroep. De heer J. dient een verweerschrift in. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De moeder stelt cassatie in. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.