ECLI:NL:HR:1994:ZC1397 (Imam)

Imam, 17 juni 1994
ECLI:NL:HR:1994:ZC1397 (niet gepubliceerd op rechtspraak.nl)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Arbeidsovereenkomst van een geestelijke. Wel sprake van een gezagsverhouding voor de feitelijke aspecten van het werk zoals werktijden en vakantie, niet voor de godsdienstige taken.

Rechtsregel

Het feit dat een geestelijke ten aanzien van zijn godsdienstige taken niet naar instructies van een werkgever hoeft te luisteren, sluit niet uit dat toch sprake kan zijn van een gezagsverhouding. Deze heeft dan bijvoorbeeld betrekking op de werktijden en -dagen van de imam en wanneer hij vakantie mag opnemen. Er is dan toch sprake van een gezagsverhouding, een van de criteria voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in het BW. Het oordeel dat in dit geval sprake is van een arbeidsovereenkomst is geen ongeoorloofde inmenging van de overheid of rechters in de godsdienstige gemeenschap. Dit omdat de arbeidsovereenkomst weliswaar kan doorlopen, omdat deze niet rechtsgeldig is beƫindigd, maar dat dit niet uitsluit dat bepaald mag worden dat geestelijke per direct zijn godsdienstige taken niet meer mag uitvoeren.

Inhoud arrest

De heer Z. gaat op 30 september 1986 werken als imam. Hij is in dienst van een stichting voor onbepaalde tijd. Hij moet vijf islamitische diensten doen per dag, gedurende zeven dagen per week. Daarnaast moet hij een preek houden in de hoofddienst op vrijdag en heeft hij taken als sociaal werker.

Per 9 januari 1989 is de imam arbeidsongeschikt. Bij brief van 10 april 1989 ontstaat de stichting hem omdat hij de Islam op onjuiste wijze heeft uitgelegd, er geen aandacht voor de gelovigen was en er door dit alles ruzie binnen de moskee is ontstaan. De stichting wil wel zijn loon doorbetalen tot 20 juni 1989.

De imam dient op 9 mei 1989 een verzoekschrift in bij de kantonrechter en verzoekt de stichting te veroordelen zijn loon door te betalen tot het moment dat zijn arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd. De stichting dient een verweerschrift in en stelt dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat er geen gezagsverhouding is. De kantonrechter gelast een comparitie van partijen en vraagt de imam te bewijzen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de imam het niet bewezen heeft en wijst bij vonnis van 9 januari 1992 de vordering van de imam af.

De imam gaat in hoger beroep. De rechtbank vernietigt bij vonnis van 10 februari 1993 het vonnis van de kantonrechter. De rechtbank oordeelt dat wel sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit omdat hij zich weliswaar moet houden aan de bepalingen in de Koran, wat niet gezien kan worden als gezagsverhouding, maar dat hij zich ook tegenover de stichting beschikbaar stelt om gedurende een aantal maanden per jaar werkzaamheden te doen in de moskee.
&nbsp
De stichting gaat in cassatie en stelt dat het geestelijk karakter van de functie van een imam zich niet verdraagt met ondergeschiktheid als vereiste voor een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de stichting in de kosten van het geding.