ECLI:NL:HR:1993:ZC1210 (Matatag/De Schelde)

Matatag/De Schelde, 31 december 1993
(ECLI:NL:HR:1993:ZC1210)

Door Marsha Simon

Essentie
In dit arrest komt opnieuw het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden aan de orde. In casu zijn de Cebosinevoorwaarden van toepassing en is de aansprakelijkheid voor ondergeschikten een belangrijk onderwerp. Ook de redelijkheid en de billijkheid passeren de revue.

Rechtsregel
In geval van een overeenkomst tussen twee bedrijven (te weten een rederij en een werf) die behoren tot bedrijfstakken die regelmatig met elkaar van doen hebben en waarin standaardisering van overeenkomsten door algemene voorwaarden met exoneraties een alledaags verschijnsel is, kan niet worden gezegd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om in de toepasselijke algemene voorwaarden de aansprakelijkheid ook voor ernstige fouten van te werk gestelde personen die niet tot de bedrijfsleiding behoren, geheel tot ten dele uit te sluiten en ingeval van schade op deze uitsluiting dan ook een beroep te doen.

Inhoud arrest
In april 1988 is tussen Matatag en De Schelde een overeenkomst tot stand gekomen, inhoudende dat De Schelde een aantal werkzaamheden aan het m.s. Serra zou uitvoeren. Matatag is een éénscheeps rederij waarvan het management bij Vroon berust. De opgedragen werkzaamheden zijn uitgevoerd en betaald. Op de overeenkomst tussen partijen zijn de Cebosinevoorwaarden van toepassing. Tot de opdracht aan De Schelde behoorde onder meer het vernieuwen van een stuk dieselolieleiding aan dek aan bakboordzijde.

Voor de uitvoering van deze werkzaamheden heeft De Schelde een onderaannemer ingeschakeld, te weten SKS Piping. Met dit bedrijf doet De Schelde al jaren naar tevredenheid zaken. In verband met de reparatie moest voor de veiligheid uit de dieselolieleiding in het tussendek van ruim 4 een pijpstuk van circa twee meter lengte worden gehaald. Nadat de reparatie aan dek was voltooid, is dit pijpstuk weer teruggezet. Dit werk is niet goed uitgevoerd. In het tussendek waar het pijpstuk is teruggezet, zijn twee bouten van de flens niet goed nagetrokken.

Aan dek was de leiding niet geheel afgelast. Nadat het werk voltooid was, zijn de leidingen niet ter controle afgeperst. Indien dit wél was gebeurd, waren deze gebreken aan het licht gekomen. In Antwerpen is vervolgens bij het bunkeren gemerkt dat er aan dek olie wegliep. Dit defect is hersteld en heeft geen schade tot gevolg gehad. Ook bij flens is lekkage ontstaan, doch deze is pas later ontdekt. Deze lekkage heeft ladingschade veroorzaakt, ter zake waarvan Matatag in de onderhavige zaak vergoeding vordert.

De Schelde heeft zich tegen deze vordering verweerd met een beroep op de Cebosinevoorwaarden. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat zij volgens de in deze voorwaarden onder 13 opgenomen exoneratie bevoegd was een onderaannemer in te schakelen en dat zij op grond van die voorwaarden onder 9.2 en 9.4 wel gehouden is tot opheffing van gebreken en tekortkomingen die het gevolg zijn van slecht vakmanschap van de door de onderneming in het werk gestelden en die binnen drie maanden na de oplevering van het werk zijn gemeld, maar niet tot vergoeding van ‘gevolgschade’ als in dit geding aan de orde is.

Matatag heeft betoogd dat het beroep van De Schelde op deze voorwaarden in strijd is met de goede trouw. Nadat de rechtbank dit betoog had aanvaard, werd het in hoger beroep door het Hof verworpen. Het Hof heeft voorts veronderstellenderwijs aangenomen dat De Schelde krachtens de overeenkomst met Matatag jegens deze verplicht was om erop toe te zien dat de leiding inderdaad ter controle van het werk zou worden afgeperst, en dat De Schelde in de nakoming van deze verplichting is tekortgeschoten.

De Hoge raad verwerpt het principale beroep en oordeelt dat ingeval van een overeenkomst tussen twee bedrijven (te weten een rederij en een werf) die behoren tot bedrijfstakken die regelmatig met elkaar te doen hebben en waarin standaardisering van overeenkomsten door algemene voorwaarden met exoneraties een alledaags verschijnsel is, niet gezegd kan worden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is in de toepasselijke algemene voorwaarden aansprakelijkheid ook voor ernstige fouten van te werk gestelde personen die niet tot de bedrijfsleiding behoren, geheel tot ten dele uit te sluiten en in geval van schade op deze uitsluiting dan ook een beroep te doen.

Matatag wordt vervolgens veroordeeld voor de kosten in het geding in cassatie.