ECLI:NL:HR:1992:ZC8946 (Discotheek Babylon)

Discotheek Babylon-arrest, HR 14-01-1992, NJ 1992, 413
(ECLI:NL:HR:1992:ZC8946)

Door Austin Ellinor

Essentie
Het arrest Discotheek Babylon, ook wel bekend als het Discriminerende Portier-arrest, gaat over daderschap van een vennootschap onder firma (vof). In casu draait het om de vraag of de vennootschap onder firma strafrechtelijk kan worden vervolgd voor gedragingen van een werknemer. Deze werknemer, de portier, wordt beroepsmatige discriminatie verweten.

Rechtsregel
Verdachte, de vennootschap onder firma, heeft geen opdracht aan de portier gegeven om personen op basis van ras de toegang te weigeren. Er was dus geen instructie tot discriminatie. Wel moet er in dit soort gevallen altijd gekeken worden naar de IJzerdraad-criteria, omdat er ook in gevallen zonder expliciete instructie sprake kan zijn van daderschap van een rechtspersoon.

Inhoud arrest
Bij discotheek Babylon worden drie personen van Turkse afkomst de toegang geweigerd door een portier. Deze portier was in dienst van de vennootschap onder firma die eigenaar is van de discotheek in kwestie. De vennootschap onder firma wordt vervolgd op grond van het oude artikel 429quater Wetboek van Strafrecht (beroepsmatige discriminatie).

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken omdat er geen sprake was van een instructie voor de portier tot discriminatie.

Volgens de Hoge Raad betrof het geen vrijspraak maar ontslag van alle rechtsvervolging (conform art. 430 Sv). Er is dus sprake van onzuivere rechtspraak. Vervolgens stelt de Hoge Raad dat het hof de criteria van het IJzerdraad-arrest (beschikkingsmacht en aanvaarding) had moeten volgen. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het hof.

Concluderend oordeelt de Hoge Raad dat er ook zonder expliciete instructie sprake kan zijn van daderschap van een rechtspersoon. De Hoge Raad oordeelde als volgt: “… immers eveneens indien de vennootschap erover vermocht te beschikken of die handelingen al dan niet zouden plaatsvinden en deze behoorden tot de zodanige welker plaatsvinden blijkens de feitelijke gang van zaken door de verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard”.