ECLI:NL:HR:1992:ZC0663 (Clara Candy)

Hoge Raad, 8 juli 1992, Clara Candy
(ECLI:NL:HR:1992:ZC0663)

Door Julia Mantel

Essentie

Wie zijn de contractspartijen wanneer een overeenkomst is gesloten met een onderneming in oprichting?

Rechtsregel

Uit art. 2:203 BW, in het bijzonder de leden 1 en 2, vloeit voort dat een persoon die een overeenkomst heeft gesloten met een ander die namens een op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid handelt, slechts uit die overeenkomst kan worden aangesproken door een nadien opgerichte besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, wanneer deze laatste de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft bekrachtigd en bovendien moet worden aangemerkt als de vennootschap die partijen op het oog hadden toen de overeenkomst tot stand kwam.

Inhoud arrest

Clara Candy sluit een koopovereenkomst met Food Processing Machinery BV (FPM BV), een bv die op dat moment nog in oprichting is. Deze koopopdracht wordt in april aan Clara Candy bevestigd, waarbij tevens het resterende deel van de koopsom wordt gevorderd. Clara Candy voert echter aan dat FPM BV niet de wederpartij was met welke zij een koopovereenkomst had gesloten. In het handelsregister stond destijds namelijk dat FPM BV een bv in oprichting was. FPM BV i.o. stond onder een ander nummer in het handelsregister ingeschreven dan de uiteindelijk opgerichte FPM BV. Wel werden beide bv’s door dezelfde persoon bestuurd. De vraag rijst welke contractspartijen een overeenkomst hebben gesloten.

De Hoge Raad oordeelt als volgt: uit art. 2:203 BW, in het bijzonder de leden 1 en 2, vloeit voort dat een persoon die een overeenkomst heeft gesloten met een ander die namens een op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid handelt, slechts uit die overeenkomst kan worden aangesproken door een nadien opgerichte besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, wanneer deze laatste de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft bekrachtigd en bovendien moet worden aangemerkt als de vennootschap die partijen op het oog hadden toen de overeenkomst tot stand kwam.

Er moet gekeken worden of degene die handelde namens de op te richten vennootschap dit heeft gedaan in het kader van de uitoefening van het bedrijf. Hierbij kunnen de volgende factoren in aanmerking worden genomen:

  • de namen van de vennootschap in oprichting en de opgerichte vennootschap;
  • de bij de beide vennootschappen betrokken personen;
  • de aard van het uitgeoefende bedrijf, het kapitaal van de opgerichte vennootschap in het licht van de tot stand gebrachte transactie;
  • hetgeen omtrent de oprichting van de vennootschap is verklaard;
  • hetgeen in het handelsregister is ingeschreven.