ECLI:NL:HR:1992:ZC0535 (Mungra/Van Meir)

Mungra/Van Meir, 6 maart 1992
(ECLI:NL:HR:1992:ZC0535)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Een ontbindende voorwaarde hoeft niet nietig te zijn, gelet op het gesloten stelsel van beëindigingsgronden. Dit moet per geval worden bekeken.

Rechtsregel

Het is onjuist dat een arbeidsovereenkomst niet zou kunnen eindigen door een ontbindende voorwaarde, gelet op het gesloten stelsel van regels over beëindiging van arbeidsovereenkomsten. Een ontbindende voorwaarde hoeft hier niet onverenigbaar mee te zijn; er moet per geval worden bekeken of de ontbindende voorwaarde nietig is.

In deze zaak is geen sprake van nietigheid, omdat het gaat om arbeidsovereenkomst met een arts, die bij vervulling van de voorwaarde zijn doel zou missen, terwijl de werkgever de ontbindende voorwaarde niet kan vervullen. Als de vervulling ervan door de werkgever zou zijn veroorzaakt, kan deze niet meer door haar worden ingeroepen.

Inhoud arrest

Mungra werkt als waarnemend gynaecoloog bij de Maatschap Gynaecologie en Obstetrie. Een van de vennoten van het bedrijf heet Van Meir. Hij werkt op basis van een arbeidscontract met een ontbindende voorwaarde dat hij een plaats moet hebben waar hij kan werken als gynaecoloog.

Bij brief van 13 februari 1990 hebben de Oosterscheldeziekenhuizen Mungra laten weten per direct de toestemming om bij hen te mogen werken, is ingetrokken.

Mungra verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden, hem als vergoeding vanwege materiële en immateriële schade een bedrag van 400.000 gulden toe te kennen en zijn salaris door te betalen tot en met februari 1990. De kantonrechter ontbindt bij vonnis van 27 februari 1990 de arbeidsovereenkomst en wijst de vordering tot salaris en de helft van de schadevergoeding (namelijk het gedeelte aan immateriële schadevergoeding) toe.

Van Meir gaat in hoger in beroep en voert aan dat de arbeidsovereenkomst al niet meer bestond. Deze is volgens Van Meir geëindigd op 13 februari 1990 omdat aan de ontbindende voorwaarde was voldaan. De rechtbank volgt Van Meir bij beschikking van 24 oktober 1990 in dit standpunt en stelt vast dat Mungra’s verzoeken niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat er geen bestaande arbeidsovereenkomst meer was.

Mungra gaat vervolgens in cassatie. Van Meir heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwerpt het beroep.