ECLI:NL:HR:1991:ZC0448 (Goldsteen/Roeland)

Goldsteen/Roeland, 13 december 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0448
(niet gepubliceerd op rechtspraak.nl)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Werknemer kan maar gedeelte van zijn functie uitvoeren door arbeidsongeschiktheid. De vraag is of werkgever verplicht is om loon door te betalen. Hangt er onder meer van af of van hem gevergd kan worden dat hij de functie aanpast aan de mogelijkheden van de werknemer.

Rechtsregel

Werknemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt, is wel bereid om een gedeelte van zijn werk te hervatten. De vraag of de werkgever dan verplicht is zijn loon door te betalen, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het gaat erom of van de werkgever redelijkerwijs kan worden gevergd dat hij van het aanbod van de werknemer gebruik maakt, waarbij de bewijslast dat dit niet mogelijk is, bij de werkgever ligt. Onder omstandigheden moet de werkgever zijn bestaande functies aanpassen om een baan voor de werknemer te creëren die past bij zijn aanbod.

Inhoud arrest

Roeland is een transportbedrijf. Op 5 december 1980 gaat de heer Goldsteen bij Roeland werken als chauffeur.

Op 2 juni 1986 wordt Goldsteen ziek en per 2 juni 1987 krijgt hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Niet lang daarna wordt hij opnieuw beoordeeld door de uitkeringsinstantie en zakt zijn mate van arbeidsongeschiktheid naar minder dan 15%. Als gevolg hiervan wordt zijn uitkering per 1 augustus 1987 stopgezet. Hij wordt weer geacht te kunnen gaan werken. Goldsteen kan het werk als chauffeur alleen niet meer doen. Wel het rijden zelf, maar niet het laden en lossen van de vrachtwagen, omdat hij door zijn ziekte niet kan tillen.

Goldsteen legt uit aan Roeland dat hij per 1 augustus 1987 zijn werk als chauffeur weer wil gaan doen, maar dan zonder het laden en lossen. Roeland gaat hier niet mee akkoord en beëindigt met een vergunning van het GAB het dienstverband van Goldsteen per 14 december 1987.

Over de periode 1 augustus 1987 tot 14 december 1987 heeft Goldsteen geen salaris gehad van Roeland. Ook heeft hij nog vakantiedagen staan. Op 23 maart 1988 dient Goldsteen een verzoekschrift in bij de kantonrechter en vordert hij dan ook doorbetaling van het loon over deze periode, met een wettelijke verhoging, en een bedrag voor niet-opgenomen vakantiedagen. Dit is samen ruim fl. 25.000,-. Roeland dient een verweerschrift in. De kantonrechter wijst bij vonnis van 27 september 1988 de vordering toe tot een bedrag van ruim fl. 20.000,-.

Roeland gaat in hoger beroep. De rechtbank vernietigt bij vonnis van 4 april 1990 het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering toe tot een bedrag van bijna fl. 5.000,-.

Goldsteen gaat in cassatie. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Roeland in de kosten van het geding.