Veenbroei-arrest; HR 27-05-1988, NJ 1989, 29 (ook wel Staat/Daalder genoemd)
(ECLI:NL:HR:1988:AD0344)
Door Austin Ellinor
Essentie
Dit arrest gaat over de onrechtmatige daad.
Artikel 6:162 BW:
- Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
- Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
- Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
In dit arrest gaat het voornamelijk over art. 6:162 lid 2 BW, de aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad. In casu is er sprake van een bijzondere zorgplicht voor de Staat (tegenwoordig ook voor terreinbeheerders in het algemeen): de waarschuwingsplicht.
Rechtsregel
De Hoge Raad heeft in dit arrest besloten dat wie een voor het algemeen publiek toegankelijk terrein beheert een waarschuwingsplicht heeft, indien zich op het terrein een niet waarneembaar en onbekend gevaar voordoet. Oftewel, als de beheerder weet van het gevaar en dat er mensen op zijn terrein zouden kunnen komen, is er sprake van een waarschuwingsplicht.
Inhoud arrest
Michiel Daalder, een 5-jarig jongetje, wandelt met zijn vader door een niet voor publiek toegankelijk gemaakt terrein. De Staat, die het terrein beheert, weet echter dat er regelmatig mensen komen wandelen. Tijdens de wandeling zakt het jongetje in veengrond, waar sprake is van veenbroei. Hij loopt hierbij ernstige brandwonden op. De vader stelt de Staat aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad, omdat zij niet voor het gevaar van veenbroei hadden gewaarschuwd.
De Hoge Raad gaf de vader van Michiel gelijk. De Hoge Raad besliste dat wie een voor het algemeen publiek toegankelijk terrein beheert een waarschuwingsplicht heeft. De Staat heeft hier niet aan voldaan. De Staat is als beheerder dus nalatig geweest door niet te waarschuwen voor het gevaar van veenbroei.
De Hoge Raad stelde:
“Degene die de zorg voor een terrein heeft, handelt in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, wanneer hij, terwijl hij moet verwachten dat het publiek dit terrein zal betreden en weet dat zich op dit terrein een voor het publiek niet steeds waarneembaar gevaar als het onderhavige voordoet, dat aan het publiek niet bekend is, niettemin nalaat maatregelen te nemen zoals een ter plaatse kenbaar verbod het terrein te betreden of waarschuwing voor dit gevaar. Zulks wordt niet anders indien zich op het terrein ook andere, wel aan het publiek bekende gevaren voordoen.”
De zorgdrager, de beheerder van het terrein, moet dus maatregelen treffen om er voor te zorgen dat het gevaar bekend is bij het publiek. Er moet worden gewaarschuwd voor gevaar indien niet direct waarneembaar, hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
In casu is de Staat nalatig geweest door niet te waarschuwen voor veenbroei. De Hoge Raad geeft daarom Daalder gelijk. De Staat is gehouden aan een schadevergoeding voor het jongetje.