ECLI:NL:HR:1987:AB9606 (Bruinsma/Smit)

Bruinsma/Smit, 16 januari 1987
ECLI:NL:HR:1987:AB9606, niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Gemeenschap van goederen bij samenwonende partners.

Rechtsregel

Om te bepalen of er tussen samenlevende partners gemeenschap van goederen bestaat, is beslissend wat zij hierover, uitdrukkelijk of stilzwijgend, hebben afgesproken. De omstandigheid dat Bruinsma en Smit jr. aparte bankrekeningen hadden en ieder bepaalde posten betaalden, maakt dat niet anders. Er moet aandacht worden besteed aan de redelijkheid en billijkheid.

Inhoud arrest

Mevrouw Bruinsma en de heer Smit (hierna: Smit jr.) wonen samen. Vanaf juli 1981 verzorgen mevrouw Bruinsma en de ouders van Smit (hierna: Smit) Smit jr. in gezamenlijk overleg in de woning van Bruinsma en Smit jr. intensief.

Op 22 oktober 1981 overlijdt Smit jr. Zijn ouders zijn elk voor de helft erfgenaam van zijn nalatenschap. De goederen die nu dus aan Smit toebehoren, zijn in het bezit van Bruinsma. Mevrouw Bruinsma is tevens gemachtigd voor de bankrekening van Smit jr. en neemt na zijn overlijden 8.900 gulden van deze rekening op.

Smit daagt Bruinsma voor de rechter en vordert afgifte van de goederen uit de nalatenschap en het geldbedrag. De rechtbank beveelt bij vonnis van 30 november 1983 de afgifte van de goederen, maar wijst de vordering ten aanzien van het geld af. De rechtbank merkt hierbij op dat Bruinsma heeft toegelicht dat zij beiden voor het overlijden geld in de gemeenschappelijke huishoudkas inbrachten en dat het geld hiervoor bedoeld was. Smit weerspreekt niet dat de partijen tijdens de periode van samenwoning allebei hun salaris inbrachten en daarmee de kosten voor de gemeenschappelijke huishouding voldoen.

Smit gaat in hoger beroep ten aanzien van het onderdeel van het vonnis over het geldbedrag. Het gerechtshof vernietigt bij vonnis van 23 november 1984 het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Bruinsma om het bedrag van 8.900 gulden aan Smit te betalen.

Bruinsma gaat in cassatie. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het hof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing. Er moet worden beoordeeld of er uitdrukkelijk of stilzwijgend een overeenkomst bestond op grond waarvan Bruinsma en Smit jr. beiden recht hadden op de bedrag op de bank- en op de spaarrekening. Verder veroordeelt de Hoge Raad Smit in de kosten van het geding.